De Vrije Gedachte
De Vrije Gedachte
Atheïstisch-Humanistische Vereniging

Vrijdenkers van toen

Almost before we knew it, we had left the ground. Was Spinoza de grondlegger van het vrijdenken? Of moeten we verder terug in onze geschiedenis. We gaan over de oorsprong geen strijd voeren maar werpen hier wat licht op vrijdenkers uit een illuster verleden. Ook hier beperken we ons tot een korte introductie en links die u verder kunnen informeren.

Anton Constandse

Anton Levien Constandse (Brouwershaven, 13 september 1899 – Den Haag, 23 maart 1985) was een Nederlandse schrijver, journalist, anarchist, atheïst en vrijdenker. Hij was afkomstig uit een (deels) doopsgezind milieu, volgde de catechisatie bij dit kerkgenootschap en deed er openbare belijdenis van het geloof.

Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog bekeerde hij zich tot het anarchisme en het atheïsme en werd een fel pleitbezorger van beide overtuigingen. In 1918 behaalde hij de lagere onderwijsakte alsmede een lagere akte Frans (later zou hij ook nog twee middelbare aktes Frans behalen). In 1920 werd hij veroordeeld voor heling en werd hij een half jaar opgesloten in de ‘modelgevangenis’ Veenhuizen. Hij werkte slechts kortstondig in het onderwijs en op kantoor, gaf wat bijlessen en een tijdlang privélessen (in de jaren dertig) maar was overwegend als journalist en publicist actief.


In de jaren twintig voerde hij debatten over het atheïsme met dominee A.H. de Hartog en kwam zijn Grondslagen van het atheïsme (1926) uit. In 1927 werd hij tot twee maanden gevangenisstraf veroordeeld omdat hij Nederlandse soldaten die waren betrokken bij een internationaal opgezette bezetting van de Chinese havenstad Sjanghai had aangemaand dienst te weigeren. Van 1921 tot 1926 was hij getrouwd met Johanna van Harselaar, uit dit huwelijk kwamen geen kinderen voort. In 1938 hertrouwde hij met Gerarda Hendrika van der Gaag, tezamen met haar had hij één kind, een zoon.


Constandse maakte een ontwikkeling door van een linkse pacifistische anarchist tot een meer ‘zakelijke’ vrijdenker die onder druk van het opkomen van het nazisme en zijn ervaringen in de Spaanse Burgeroorlog waarvoor hij in 1936 voor het blad De Dageraad verslag uitbracht, het anarchisme en het pacifisme liet varen. Zijn nieuwe bevindingen kregen hun weerslag in zijn in 1938 uitgebrachte boekwerk Grondslagen van het anarchisme.


Als vergelding voor de internering van Duitsers in Nederlands-Indië werd hij op 7 oktober 1940 samen met 109 anderen als gijzelaar naar Buchenwald overgebracht. Later werd hij in Nederland ondergebracht, onder meer in Kamp Vught. Tijdens deze gevangenschap ontmoette hij de oud-directeur van het Algemeen Handelsblad, waarvoor hij van 1945 tot 1964 hoofd van de buitenlandredactie was. Zijn anarchistische verleden vormde geen beletsel om bij deze liberale krant te werken, mede omdat hij een heel zakelijke wijze van verslaglegging placht te hanteren.


Verder heeft hij ook nog voor het Humanistisch Verbond, De Vrije Gedachte, De Gids, De As, De Vrijdenker, Verstandig Ouderschap en Mens en Wereld gewerkt. In de laatste jaren van zijn leven was zijn krakend stemgeluid bijna wekelijks te horen in de radiouitzending Het Gebouw van de VPRO, waarin hij zich in zijn commentaren steeds opnieuw en vurig bleef verzetten tegen oorlog, kapitalisme, kolonialisme, imperialisme en vooral de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten. Na de door de VS geleide val van de regering Salvador Allende van Chili brak zijn elan en werden zijn commentaren cynischer en pessimistischer.


Hij schreef in totaal 5000 artikelen, hield 2750 lezingen en schreef 40 boeken, waarvan het laatste postuum in 1985 verscheen onder de titel Een ongenode gast, gericht tegen het bezoek van de paus aan Nederland.


Bron: wikipedia.

http://www.iisg.nl/bwsa/bios/constandse.html
http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/constandse
https://nl.wikipedia.org/wiki/Anton_Constandse


Adriaen Koerbagh (Amsterdam, 1632 – aldaar, oktober 1669) was een Nederlands arts, jurist en filosoof. Hij is het best bekend als de criticus van religie en moraal. Koerbagh studeerde aan de universiteit van Utrecht en Leiden, werd doctor in de medicijnen en meester in de rechten. Hij was een van de radicaalste verlichters van zijn tijd: hij verwierp zowel de kerk als de staat als onbetrouwbare instituten, waarbij hij de vaak onbegrijpelijke woordenbrij aan de kaak stelde, waarmee theologen en juristen hun macht misbruikten om de bevolking zand in de ogen te strooien. Koerbagh stelde de autoriteit van de rede boven die van dogma’s en kan dus als een echte vrijdenker worden gezien. Twintigste-eeuwse begrippen als anarchist of libertariër zijn op hem zeker niet van toepassing.


Koerbagh betoogde dat de bijbel slechts mensenwerk was, en dat dogma’s als de drie-eenheid en de goddelijke natuur van Christus eveneens door mensen waren bedacht. Ook stelde hij, in navolging van Baruch de Spinoza, dat God gelijk is aan de natuur en dat er niets buiten de natuur bestaat. De ware theologie was volgens hem daarom de natuurwetenschap. Met zijn pleidooi voor de secularisatie van de Republiek der Nederlanden en beperking van de kerkelijke macht ging hij verder dan zijn vriend Baruch de Spinoza. Koerbagh meende dat godsdienst irrationeel is en in stand wordt gehouden door bedrog en geweld.


Bron: wikipedia


http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=koer001
https://nl.wikipedia.org/wiki/Adriaen_Koerbagh


Clara Meijer-Wichmann (Hamburg, 17 augustus 1885 – ‘s-Gravenhage, 15 februari 1922) was een Nederlandse anarcho-socialiste en juriste.


Als juriste drong zij in vele artikelen aan op een radicale hervorming van het strafrecht. Ook op andere gebieden zoals de libertaire (anarchistische), anarcho-socialistische arbeidersbeweging, de anti-militaristische beweging en de vrouwenbeweging was zij (vooral door middel van publicaties) actief.


Zij was de zus van de Nederlandse kunstenaar en fascist Erich Wichmann die vijf jaar jonger was dan zij.
Naar haar is het Clara Wichmann Instituut genoemd dat van 1987 tot 2004 opkwam voor de belangen van vrouwen. Tevens wordt sinds 1988 elk jaar op 10 december de Clara Meijer-Wichmann penning uitgereikt door de Liga voor de Rechten van de Mens. Ook is er een proefprocessenfonds dat haar naam draagt; de Stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann. Dit fonds stelt geld ter beschikking voor het voeren van rechtszaken die de maatschappelijke en juridische positie van vrouwen in Nederland zouden kunnen verbeteren.


Bron: wikipedia

https://www.clara-wichmann.nl/over-clara-wichmann

https://nl.wikipedia.org/wiki/Clara_Wichmann
http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/wichman


Ferdinand Domela Niewenhuis

Ferdinand Domela Nieuwenhuis (Amsterdam, 31 december 1846 – Hilversum, 18 november 1919) was een Nederlands politicus, sociaal-anarchist, atheïst en antimilitarist. Hij geldt als één van de oprichters van de socialistische beweging in Nederland. Tevens was hij de oprichter van het tijdschrift De Vrije Socialist.

Ferdinand Domela Nieuwenhuis werd geboren in Amsterdam. In 1859 kreeg zijn familie toestemming om de achternaam Domela toe te voegen aan de achternaam Nieuwenhuis.


Hij was de zoon van Ferdinand Jacobus Domela Nieuwenhuis, luthers predikant en hoogleraar theologie, en Henriette Frances Berry. Hij huwde vier keer, drie echtgenoten stierven op het kraambed. In 1870 huwde hij Johanna Lulofs met wie hij twee zoons kreeg, zij overleed in 1872. Hij hertrouwde in 1874 met Johanna Adriana Verhagen met wie hij twee dochters kreeg, zij overleed in 1877. Hij hertrouwde in 1880 met Johanna Frederika Schingen Hagen met wie hij een zoon kreeg, zij overleed in 1884. Hij hertrouwde in 1891 met Johanna Egberta Godthelp met wie hij een dochter en twee zoons kreeg, waaronder de latere kunstschilder César Domela Nieuwenhuis.


Aanvankelijk werd Domela Nieuwenhuis in 1870 Luthers predikant in Harlingen waar hij een afdeling van de Vredesbond opricht waarvoor hij zijn eerste socialistische brochure schreef. Hij steunde de arbeiders die om loonsverhoging vroegen. Na de dood van zijn tweede vrouw in 1879 brak hij met de kerk en werd atheïst. Hij ging in 1875 naar Duitsland om daar het sociale probleem te bestuderen en hij had interesse voor sociaal werk. Tijdens zijn functie als predikant was hij in contact gekomen met sociale problemen in gesprekken met de leden van zijn gemeente.


Toen hij gestopt was als predikant, ging hij lezingen houden over het sociale vraagstuk en zijn eerste lezing was bij het Algemeen Nederlands Werkmans Verbond. Na de lezing kwam hij in contact met de voorzitter en hij werd lid. Ook werkte hij als redacteur bij het socialistische blad Recht voor Allen, een blad dat hij mede had opgericht. Ook werd hij lid van de Vrijdenkersvereniging De Dageraad. In 1879 gaf hij een lezing voor de Sociaal Democratische Vereniging. Na de lezing kwam hij in gesprek met dhr W. Atsma en die wist hem te overtuigen om lid te worden.


In 1887 zat hij een half jaar gevangen wegens majesteitsschennis en dat kwam omdat hij een anarchistisch artikel in Recht voor allen had gezet. Ook de beoordeling van een tiental blanco bladzijden voorstellende de Activiteiten des Konings (Willem III) viel totaal verkeerd. Hij kreeg heel veel steunbetuigingen. Dat was voor hem de reden om ervoor te zorgen dat politieke gevangenen anders behandeld werden dan niet-politieke gevangenen. Sprak men over verplichte gevangenisarbeid als zakjesplakken, Domela mocht het iets betere dozen vouwen. Bij zijn ontslag kreeg hij een gedragen pak van de directeur.

Toen de Sociaal Democratische Verenigingen zich samensmolten tot de Sociaal Democratische Partij, meestal met Sociaal-Democratische Bond (SDB) aangeduid, kozen zij Domela Nieuwenhuis als secretaris. Hij zorgde voor de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen en ook was hij voor geheelonthouding en pleitte hij ervoor dat het algemeen kiesrecht werd ingevoerd. Domela Nieuwenhuis trad tijdens de kiesbijeenkomsten veelvuldig op als spreker.


Bron: wikipedia

http://www.iisg.nl/bwsa/bios/nieuwenhuis-f.html
https://ferdinanddomelanieuwenhuis.nl/

https://ferdinanddomelanieuwenhuis.nl/domela-nieuwenhuis/
http://www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/nieuwenhuis


Wilhelmina Drucker (Amsterdam, 30 september 1847 – Amsterdam, 5 december 1925) werd geboren als Wilhelmina Elizabeth Lensing. Ze was een kind van een ongehuwde moeder en groeide in kommervolle omstandigheden op. Ze was een van de eerste Nederlandse feministes.


Drucker richtte in 1889 de Vrije Vrouwen Vereeniging op, waaruit zich in 1894 de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht ontwikkelde. De Vrije Vrouwen Vereeniging was de eerste vrouwenorganisatie met een socialistische achtergrond.

Wilhelmina Drucker gebruikte het tijdschrift Evolutie (1893-1926) om haar ideeën te propageren.
De feministische beweging Dolle Mina, die in 1969 ontstond, werd naar haar bijnaam, Dolle Mina, vernoemd.
Ze was de halfzus van de liberale politicus Hendrik Lodewijk Drucker.



Bron: wikipedia

http://www.iisg.nl/bwsa/bios/lensing.html
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wilhelmina_Drucker



Jan Hoving, voorzitter van De Dageraad in het interbellum, is geboren te Frederiksoord op 5 juni 1877 en overleden te Halfweg op 27 mei 1939. Hij was de zoon van Roelof Hoving, dorpswinkelier en koopman, en Karolina Johanna Plaat. Op 29 oktober 1902 trad hij in het huwelijk met Alberta Adriana Hack, met wie hij twee dochters en een zoon kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 31 mei 1915. Op 22 juli 1915 hertrouwde hij met Bernardina van Grunsven, met wie hij twee zoons kreeg.
Bron: bwsa.


Jan Hoving werd geboren in 1877. Hij behoorde tot het slag gedreven mensen dat zijn onuitwisbare stempel heeft gedrukt op het (zoals we het nu noemen ; vooroorlogse) vrijdenken, dat hij tot zijn dood, in 1939, onder meer als voorzitter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad, met hart en ziel diende. Wat mij in hem aantrekt is, naast het feit dat hij autodidact was en dus zelf zijn weg ‘op naar het licht’ heeft gebaand, vooral zijn onvermoeibaar verbreiden van het vrijdenken en zijn onverschrokken bestrijden in woord en geschrift van fascisme, nazisme en antisemitisme. 


Voordien trok hij, hoewel zelf afkerig van homoseksualiteit, uiterst fel van leer tegen de ‘zedenwet’ uit 1911 die homoseksualiteit na honderd jaar weer strafbaar stelde in ons land. Deze wet was gemaakt door de Rooms-Katholieke minister Regout. Hiermee toonde Hoving zich een waarachtig vrijdenker: je hoeft het niet met iemand eens te zijn om je hard te maken voor het onvervreemdbare recht van die ander om in vrijheid naar eigen aard en opvattingen te leven en te sterven.


Eén zinsnede vooral is mij bijgebleven uit zijn boek ‘Levensherinneringen van een vrijdenker – allerlei lui’, uit 1938: ‘Het centrale religieuze vooroordeel bestaat in het geloof, dat er slechts één waar religieus geloof kan zijn.’ Uiteraard hadden andere vrije denkers dit in hun eigen woorden al eerder betoogd, maar de formulering van Hoving vind ik nog steeds de chicste weerlegging van het geloof.


De VRO (Vrijdenkers Radio Omroep) maakte in de jaren ’30 gretig gebruik van Hoving’s heldere denken en taalvaardigheid om nazistisch en antisemitisch vuil weg te spoelen. De Haagsche Post prees de VRO en Hoving in 1936 als degene ‘…die zich het eerst tegen de rassenhaat keerde, toen alle grote omroepverenigingen verstek lieten gaan.’ De NSB speelde zijn weerzinwekkende rol dan ook met verve. Knokploegen van deze partij verstoorden bijeenkomsten van De Dageraad en uiteindelijk wist Hitler’s schoothondje, samen met de Katholieken, de Christelijke minister De Wilde zover te krijgen de VRO op 30 december 1936 te verbieden wegens ‘belediging van een bevriend staatshoofd’. Hoving had het ‘geluk’ al in 1939 te overlijden, zodat hij niet, zoals elf miljoen andere ‘Untermenschen’, door datzelfde staatshoofd en diens trouwe trawanten ausradiert kon worden.


http://www.iisg.nl/bwsa/bios/hoving.html
zie ook De Vrijdenker juli / augustus 2017



Eduard Douwes Dekker (Amsterdam, 2 maart 1820 – Nieder-Ingelheim, 19 februari 1887) was een Nederlands schrijver en vrijmetselaar, bekend onder het pseudoniem Multatuli.


Eduard Douwes Dekker werkte als ambtenaar in Nederlands-Indië (het tegenwoordige Indonesië), waar, toen hij er op 19-jarige leeftijd aankwam, naar eigen zeggen zijn ‘ziel ontwaakte’, maar waar hij ook de vele wantoestanden zag onder verantwoordelijkheid van het Nederlandse koloniale bewind. Zijn bekendste werk is de kaderroman Max Havelaar, waarin hij – op basis van zijn eigen ervaringen – de behandeling van de plaatselijke bevolking door Nederlandse en Nederlands-Indische bestuurders aan de kaak stelde. In dit boek koos Dekker het pseudoniem Multatuli, Latijn voor ‘ik heb veel (leed) gedragen’ (multa tuli) en een verwijzing naar een beroemde passage uit de Tristia van Ovidius. Multatuli overleed in Nieder-Ingelheim (Duitsland). In juni 2002 werd de Max Havelaar door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde uitgeroepen tot het belangrijkste Nederlandstalig letterkundige werk aller tijden.


Het Multatuligenootschap stelt zich ten doel de kennis van Multatuli te bevorderen en zijn blijvend belang te onderstrepen. Het beheert het Multatuli-Museum, dat gevestigd is in het geboortehuis van de auteur. De huidige voorzitter is Cees Fasseur.


Multatuli verscheen op het toneel toen de Nederlandse literatuur nog werd beheerst door het protestantse domineesmoralisme; dat dit in de tweede helft van de negentiende eeuw sterk veranderde, is in niet geringe mate aan zijn invloed te danken. In zijn vroegste werk klinkt een sterke echo door van de Romantiek, een beweging die Nederland bijna had overgeslagen. Een blijk daarvan in de Max Havelaar is te vinden in zijn citaten van de vroege Heine en zijn eigen Duitse gedichten in Heines trant. De romantiek zat Multatuli al vroeg in het bloed, getuige o.a. de wens van zijn kinder-alter ego Woutertje Pieterse om Koning van Afrika te worden; zijn romantische instelling laat zich mede verklaren door het feit dat hij zich al vroeg had losgemaakt van zijn protestants-christelijke achtergrond, die in doopsgezinde gedaante al moderner was dan gebruikelijk voor zijn tijd, alsmede door de invloed van Rousseau.


Multatuli neigde in de loop van zijn schrijverschap echter steeds meer naar een atheïstisch-rationalistisch wereldbeeld zoals dat onder invloed van met name de Franse Verlichtingsfilosofen ontstond; aldus streefde hij, in de woorden van Philip Vermoortel[2] naar “een combinatie van hart en verstand”, die zich niet in één bepaald systeem of literaire stroming laat vangen, en waarvoor hij vaak anekdoten uit zijn eigen leven als voorbeeld aanhaalt: bijvoorbeeld het verhaal in de Minnebrieven, dat hij ooit een Amsterdamse gracht in sprong om het keppeltje van een Joods jongetje te redden. Aan de ene kant kan het werk van Multatuli als romantisch-idealiserend gekarakteriseerd worden, aan de andere kant getuigt het van een sterk sociaal engagement dat berust op een realistische beschrijving van de feiten.


Bron: wikipedia.

http://www.multatuli-museum.nl/
http://www.iisg.nl/bwsa/bios/douwes-dekker.html
http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/multatuli/

https://nl.wikipedia.org/wiki/Eduard_Douwes_Dekker



Baruch de Spinoza (Amsterdam, 24 november 1632 – Den Haag, 21 februari 1677) was een Nederlands filosoof en lenzenslijper, zoon van Portugees-Joodse immigranten. Hij was een van de rationalisten van de vroege moderne filosofie samen met René Descartes en Gottfried Leibniz. Zijn bekendste werk, de Ethica, werd na zijn dood uitgegeven. Baruch de Spinoza wordt meestal Spinoza genoemd, maar soms ook Benedictus de Spinoza, Bento de Espinosa of Bento d’Espiñoza.


Spinoza’s filosofische stelsel begint de traditie van het radicale denken. Spinoza was de eerste die het bestaan van wonderen en het bovennatuurlijke ter discussie stelde. Voor zijn tijd een gevaarlijk uitgangspunt, dat zelfs Hobbes niet aandurfde.[8] Spinoza’s filosofie is deels wel pantheïsme, maar geen panentheïsme. Die personificatie van het Godsbeeld past niet bij Spinoza. Een standpunt dat onder meer blijkt uit de 33e stelling uit het eerste deel van de Ethica,[9] waarin Spinoza zegt dat er van een Goddelijk plan geen sprake kan zijn. Alle dingen zijn bepaald door God, niet door de vrijheid van diens wil, maar door zijn absolute natuur, of onbegrensde macht.


Op het gebied van de politieke filosofie heeft Spinoza grote invloed gehad. In het Theologisch-Politiek Traktaat pleitte Spinoza voor volledige vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, dit in tegenstelling tot zijn tijdgenoten die geloof onderdanig wilden maken aan de staat. Hierdoor werd Spinoza, tezamen met John Locke, de eerste die de principiële tolerantie verdedigde. Spinoza’s grootste bijdrage aan de politieke filosofie is dat hij de tolerantie zodanig definieerde dat deze behalve op geloofsconflicten ook op andere gebieden toepasbaar werd. Spinoza baseerde zich op de kenmerken van de mens. Hierdoor ontstaat er een symmetrische relatie tussen tolereerder en getolereerde. Eerder was deze relatie, onder invloed van onder andere Hobbes, a-symmetrisch.


Spinoza was niet atheïstisch, maar pantheïstisch. De basis van zijn stelsel is zijn Godsopvatting. Hij had echter een heel ander godsbeeld dan de drie grote monotheïstische religies. Deus sive Natura schreef Spinoza, “God oftewel de Natuur”. Zowel atheïsten als pantheïsten hebben geen geloof in een scheppende of interveniërende god.[bron?]. Volgens sommigen is het mogelijk om zowel atheïst en pantheïst te zijn.


Bron: wikipedia.


http://www.despinoza.nl/

https://nl.wikipedia.org/wiki/Baruch_Spinoza