'Maar die vissen werden geen kameel.' Met dit argument probeerde een leraar van een Vrijgemaakt Gereformeerde school mij af te troeven. Ik wees de leerlingen erop dat in enkele Afrikaanse meren in een rap tempo (van slechts 15.000 jaar) uit één soort een fantastische verscheidenheid aan cichliden was ontstaan. Iedere ondersoort heeft in een keiharde 'struggle for life' een eigen nis (niche) gevonden. 'Nee, voor een onderwaterkameel was er geen bestaan mogelijk, vrijgemaakt gereformeerde docent.' Hij wilde wel toegeven dat er binnen één soort een evolutie plaatsvond, maar god moest toch wel iedere soort apart hebben geschapen. Glashard ontkende hij de bewijskracht van fossielen voor de geldigheid van de evolutietheorie (door gristenen hatelijk 'evolutionisme' genoemd, alsof het om een ideologie gaat). Ik wees er op dat we de evolutie zelfs op korte termijn aan het werk zien: ieder seizoen duiken nieuwe griepvarianten op, die eventjes 'succesvoller' zijn dan de bestaande, tot de mens in zijn strijd om het bestaan een afdoende vaccin ontwikkelt. En wat was het sterkste godsbewijs? De complexiteit van het DNA! Daarin moest god wel de hand gehad hebben. Hier zien we weer dat religie een laffe vorm van niet (willen) weten is. Een redelijk denkend mens zegt onbekommerd: 'Nou hoe dat DNA is ontstaan, weten we (nog) niet. We komen er nog wel achter. Kijk maar eens hoe explosief de kennis is toegenomen toen het westen de heilige boeken terzijde schoof.' Maar een gelovige koketteert met zijn onwetendheid en roept: 'god!' Het stemt meewarig te merken dat godgelovigen niet willen weten en - nog erger - hun leerlingen maar wat wijs maken.
Vissen worden geen kamelen
03.04.15 09:21 PM