De Vrije Gedachte
De Vrije Gedachte
Atheïstisch-Humanistische Vereniging

Reïncarnatie en wetenschap | Harry Ansems

26.04.21 11:25 AM Door De Vrije Gedachte

Harry Ansems (1945) is rechtsfilosoof en evolutionist. Hij studeerde Nederlands recht en rechtsfilosofie aan de Universiteit van Tilburg en werkte als docent rechten aan de Fontys Hogescholen. Zijn grote passie is het integraal bestuderen van de evolutiewetenschap inclusief alle daarbij behorende onderdelen zoals biologie, technologie, psychologie en ethiek. Hij schrijft met enige regelmaat in het kwartaalmagazine Gammadelta van de Stichting Teilhard de Chardin over evolutie en over transhumanisme. Van zijn hand verschenen twee boeken: Kosmopolis, De denkende planeet (Wat de evolutie ons vertelt over de toekomst van de maatschappij en van de mens) en De transhumane mens (Over een evolutionaire sprong voorwaarts).

 

Onder reïncarnatie wordt door mij hier begrepen dat een niet-lichamelijk deel (geest of ziel) van een levend wezen na de dood niet verdwijnt maar opnieuw in een ander levend wezen geboren wordt.

Van oudsher komen we de opvatting dat het zo toegaat, tegen in bepaalde wijdverbreide Aziatische religies en filosofieën, zoals Hindoeïsme en Boeddhisme. Maar daarbij is het niet gebleven. Uit recente peilingen is gebleken dat na de terugval van het Christendom ook in het nuchtere Nederland toch een toenemend aantal volwassen personen in een of andere vorm van reïncarnatie gelooft. Zo zou blijkens een peiling in 2017 circa een kwart van de volwassen Nederlanders in reïncarnatie geloven. Deels is dit natuurlijk te verklaren doordat veel mensen, die met een bepaalde religie zijn grootgebracht, na het verlies daarvan zich toch gaan hechten aan een substituut voor het verlorene. Niettemin blijft dit een zeer opmerkelijk gegeven. Op de eerste plaats is het al niet erg logisch dat het merendeel van deze “afvalligen”, die de Christelijke dogmatiek in eerste instantie op min of meer rationele gronden hebben afgewezen (“een almachtige god kan nooit al dit aardse leed toestaan”), vervolgens toch een nieuwe leer accepteren waarvoor men geen enkel rationeel argument kan bedenken. Dit laatste is overigens wel geheel conform de antieke Aziatische levensinstelling waarbij enkel gevoelsargumenten en intuïtie aan bod komen en waarbij onderbouwing en bewijs van weinig betekenis worden geacht. Maar op de tweede plaats is het toch verbijsterend dat een zo groot percentage landgenoten klakkeloos de aanname accepteert dat er zoiets als een losse individuele geest bestaat, die geheel los van het individuele lichaam een eigen bestaan leidt en daar na het afsterven van het individuele lichaam gewoon mee doorgaat. Want dat is toch de kern van het reïncarnatie-geloof. Deze zelfde kerngedachte hebben deze nieuwe reïncarnisten overigens nog steeds gemeen met de traditionele Christenen en Islamieten, die ervan uitgaan dat hun persoonlijke geest na hun dood opnieuw te voorschijn komt, weliswaar niet in een ander lichaam maar juist in hun eigen (aardse) lichaam en liefst in een prachtige hemelse omgeving. Het is goed om prioritair op deze kerngedachte door te gaan.

 

 


We moeten bedenken dat, rekening houdend met de nodige overlappingen tussen reïncarnisten en traditionele gelovigen, toch mogelijk een ruime meerderheid, mogelijk 70 à 75 % van de Nederlandse bevolking dit beginsel van een absolute scheiding van lichaam en geest aanhangt. Hoe moeten wij als sceptici hier nu mee omgaan?

Hoewel de reïncarnisten zich doorgaans op hun geloof of hun gevoel zullen beroepen, hetgeen dus op zich niet falsifieerbaar is, is het toch het beste hen zoveel mogelijk met wetenschappelijke methoden van repliek te dienen. Tot een verbazend korte tijd geleden zou de wetenschap ons niet gedwongen hebben om op deze manier de confrontatie aan te gaan met de soms absurde gevolgen van geloofsuitingen. Wetenschappers en gelovigen zouden niet op elkaars terrein mogen komen en elkaar volledig moeten respecteren, zo was de algemene opvatting. Dit bleek een onhoudbare stellingname, niet in de laatste plaats doordat met name bijbelvaste gelovigen maar bijvoorbeeld ook astrologen en parapsychologen hun beginselen steeds weer als wetenschap probeerden te verkopen. Denk maar aan het verwerpen van het modern biologie-onderwijs als zijnde in strijd met “de waarheid”, het poneren van “intelligent design” als wetenschap, de voortdurende manipulatie van de bewijslast (gelovigen hebben het recht om niets te hoeven bewijzen, van wetenschappers wordt daarentegen verwacht dat alles tot in dėtail bewezen wordt). Gelukkig zijn echter wetenschappers als Richard Dawkins, Daniel Dennett en Victor Stenger duidelijk een andere weg ingeslagen. Zij stellen dat veel van wat door gelovigen als vanzelfsprekende waarheid wordt aangenomen niet alleen kan, maar zelfs moet worden bestreden met wetenschappelijke methoden. En zij verdienen navolging.

 

Stellingen

Hieronder wordt door mij met betrekking tot reïncarnatie een tweetal stellingen geponeerd, die aan de hand van objectieve feiten kunnen worden getoetst.

 

Stelling 1 : Het is een misvatting dat er een individuele geest zou bestaan die los staat van het materiële individuele lichaam.

Er is geen enkel bewijs ooit geleverd dat de individuele geest (of ziel) na het afsterven van het individuele lichaam blijft voortbestaan. De aarde heeft tot nu toe al als verblijfplaats gediend voor miljarden leden van de soort homo sapiens. Daaronder bevonden en bevinden zich talrijke zieners, profeten, zelfverklaarde goden enzovoort, die voor zichzelf en voor anderen (lees ook: hun aanhangers) het eeuwige leven claimden. Maar wat is uiteindelijk de opbrengst van al deze retoriek? Welke overledenen zijn ooit teruggekeerd op aarde anders dan in imaginaire beelden en dromen?

Na het afsterven van de overledene, valt zijn lichaam voor iedereen zichtbaar uiteen. Het is een algemeen verspreide misvatting dat de geest (of ziel) aan dit proces zou ontsnappen, hoe graag men dit ook zou willen. Wat wij onder geest of geestelijke vermogens verstaan is niets meer of minder dan een zeer gecompliceerd proces tussen de synapsen van onze hersenen, waardoor ons geheugen, ons bewustzijn en ons vermogen tot redeneren ontstaat. Geen enkel mens heeft na de dood nog deze aan het individuele lichaam gekoppelde vermogens. Alles is verdwenen bij de dood. Ook het voor homo sapiens zo belangrijke reflexieve vermogen, waaruit het zelfbewustzijn voortkomt, overleeft niet zijn natuurlijke dood aangezien het ook hier gaat om een proces van de materiële hersenen. Het is evenwel juist dit niet eenvoudig te doorgronden zelfbewustzijn dat voor velen de aanleiding is om gemakshalve maar te geloven in een bovennatuurlijke, onaantastbare geest.

De Japans-Amerikaanse wetenschapper Michio Kaku beschrijft hoe het zelfbewustzijn van de moderne mens zich gedurende de lange evolutie van het organische leven op aarde heeft ontwikkeld tot wat het nu is. Hij onderscheidt bij levende soorten vier niveaus van een toenemend bewustzijn, die gedurende de evolutie zijn opgebouwd. Hier kort samengevat:

1.  Het laagste niveau. Een organisme op dit niveau beweegt niet of nauwelijks en vormt zich op basis van enkele terugkoppelingen (bijvoorbeeld temperatuurwaarneming) een model van zijn omgeving. Dit niveau is typerend voor alle plantensoorten.

2.  Onder het tweede niveau vallen met name de reptielen. Zij beheersen een groot aantal terugkoppelingen en hebben een centraal zenuwstelsel om informatiestromen te organiseren.

3.  Op dit niveau neemt het aantal terugkoppelingen exponentieel toe. Het gaat hier om sociale dieren met emoties. De dieren ontwikkelen niet alleen een model van hun locatie in de ruimte, maar ook van hun positie in relatie tot soortgenoten.

4.  Het menselijk bewustzijn. Het menselijk bewustzijn schept een model van de wereld om vervolgens op basis daarvan simulaties in de tijd te doen. Allerlei terugkoppelingen moeten worden geanalyseerd en onderling vergeleken om een beslissing te nemen en een doel vast te stellen.

Kenmerkend is dat deze bewustzijnsniveaus ook fysiek zijn waar te nemen in de individuele menselijke hersenen, zoals deze in de loop van de evolutie zijn gevormd. Onze menselijke hersenen bestaan immers uit verschillende lagen, te weten de primitieve hersenstam, daarboven het reptielenbrein, vervolgens het limbische brein (bij de hogere diersoorten) en tenslotte aan de buitenkant de prėfrontale schors of neocortex, die bij uitstek kenmerkend is voor de mens en gevormd is in het jongste deel van de evolutie. Ook het zelfbewustzijn, de tot nu toe hoogste vorm van de menselijke geestelijke vermogens, is een vaardigheid welke met de uitbreiding van de hersenen in de loop van de biologische evolutie is ingevoerd. Het is dus zeker geen buitenlichamelijk of bovennatuurlijk verschijnsel.

Duidelijk is wel dat er bij geen enkel organisme, ook niet bij de mens, sprake is van een geest of ziel die een eigen leven leidt. Terwijl we wel accepteren dat bijvoorbeeld een pijnprikkel het gevolg is van een puur fysiek mechanisme, hebben we er moeite mee dat het zelfbewustzijn eveneens voortkomt uit hetzelfde fysieke mechanisme. De inconsequentie is natuurlijk ook dat met name in de de Christelijke en Islamitische geloofsleer wel een onaantastbare ziel wordt toegekend aan de mens maar dat deze volledig wordt ontzegd aan de lagere levensvormen.

 

 


Stelling 2 : Als het op persoonlijke zaken aankomt (hier: het voortleven van het eigen individu of de eigen persoon), verkiest een ruime meerderheid van de mensen helaas nog steeds een uitsluitend gevoelsmatige benadering boven een rationele of wetenschappelijke methode.

De vraag is waarom dit zo is. In het verleden immers heeft de intuïtieve (gevoelsmatige) methode het steeds weer moeten afleggen tegen de wetenschappelijke methode. Wij leefden lange tijd op een platte aarde totdat met harde feiten werd aangetoond dat wij op een bol leven. Tegen onze intuïtie in werd aangetoond dat de aarde niet het middelpunt van het zonnestelsel is, maar dat de aarde draait om de zon, die op haar beurt weer een onbeduidend sterretje is in een onmetelijk groot universum. Voorts is de mens sinds Darwin niet het volmaakte hoogtepunt van een schepping. Met overstelpend veel bewijsmateriaal en tegen het zere been van vele gelovigen is gebleken dat de mens slechts een onderdeel is van een zich nog steeds voortzettende organische evolutie. Vervolgens komt als klap op de vuurpijl nu ook steeds meer aan het licht dat de individuele menselijke geest geen unieke en onaantastbare grootheid is. In het menselijk zelfbeeld van velen is de eigen persoon datgene waar alles om draait, de spil van het universum. Maar steeds meer maken psychologische en neurologische onderzoeken duidelijk dat een dergelijke fixatie op de eigen persoon geen stand kan houden. Een geïsoleerde menselijke geest is gedoemd ten onder te gaan. De individuele menselijke geest, of wat daar ook voor door moet gaan, is volledig ingebed en afhankelijk van haar culturele omgeving. De omgang met medemensen is essentieel voor vorming en onderhoud van de menselijke persoonlijkheid.

Daarbij waarschuwen de spiegelneuronen in onze hersenen ons steeds weer dat bezit van geestelijke vermogens en zelfervaring iets is wat wij delen met miljarden medemensen. Van uniciteit is derhalve geen sprake, hooguit van enige diversiteit. Desondanks is de fixatie op het eigen individu nog steeds een zeer krachtig overblijfsel uit ons evolutionaire verleden. Het in de loop van de evolutie in de menselijke hersenen opgebouwde limbische systeem speelt een belangrijke rol bij primaire emoties als angst, verlangen en bevrediging op korte termijn. Dit systeem heeft in het verleden zijn waarde bewezen en is nog steeds nuttig, bijvoorbeeld bij dreigend gevaar. Maar de verdere uitbreiding van de hersenen met de neocortex, waardoor rationaliteit, planning en ook moraliteit mogelijk zijn geworden, heeft ons pas echt tot de mens gemaakt die we nu zijn. Verklaarbaar is wel dat mensen, vooral wanneer emoties een rol spelen, maar moeilijk kunnen bevatten dat hun eigen persoonlijke identiteit tegelijk met het sterven van het lichaam een einde neemt.

Wel is opvallend dat oude mensen, die aan het einde van hun levenscyclus zijn, doorgaans weinig moeite hebben met een definitief afscheid van hun lichaam en van hun geest. En ook dat kan aan de hand van evolutionaire feiten verklaard worden. De drang tot voortleven is ingebakken in onze genen (zie o.a. Richard Dawkins). Vanzelfsprekend horen jongere mensen bang te zijn voor de dood. Maar bij oude mensen is de bijdrage aan voortzetting van de eigen genen reeds een gelopen race.

 

Wat overblijft

Blijft er dan uiteindelijk helemaal niets meer over van een overleden mens? Ja, natuurlijk wel. Niet alleen de biologische producten van de mens (kinderen, kleinkinderen) maar vooral ook de producten van zijn geest kunnen nog heel lang in stand blijven en zelfs van blijvende waarde zijn. Denk aan al de overgebleven documenten en afbeeldingen, de bijdragen aan de gemeenschap en aan al de herinneringen welke zijn opgeslagen in het geheugen van degenen die de overledene gekend hebben.

En helaas zijn het juist deze herinneringen die een belangrijke rol spelen in het geloof van de reïncarnisten. Sommigen van hen claimen contact te hebben met de geest van een overleden persoon. Bekend zijn de voorbeelden van plotseling stilstaande klokken of van de muur vallende schilderijen op (of rond?) de sterfdag van de geliefde overledene. Daarnaast zijn er natuurlijk de nimmer als bewijs acceptabele getuigenissen “van horen zeggen”. Men claimt dan gesproken te hebben met iemand die in staat is contact te maken met een overledene.

 

 

Geen enkel serieus persoon zou hier genoegen mee moeten nemen. Maar van tijd tot tijd zijn er zeker ook wel de zogenaamde getuigenissen “uit eigen waarneming”, met name van verwanten of nauw betrokken vrienden van de overledene, alsmede van paragnosten die op instructie van de betrokkenen zijn ingeschakeld. Met stelligheid beroept men zich er dan op gesprekken te hebben gevoerd met de overledene. Het is niet de bedoeling om al deze mensen van verzinsels te betichten, maar met serieus bewijs voor het bestaan van geesten heeft dit alles niets te maken. Integendeel, het gaat hier om een vaak voorkomend psychologisch verschijnsel. Onze hersenen zijn zodanig geconstitueerd dat wij ook in gedachten hele gesprekken kunnen voeren met personen die helemaal niet aanwezig zijn. Denk maar aan de alleenstaande weduwe die nog heel lang zal doorgaan met tegen haar overleden man te praten. Vaak komt hier dan nog bij dat de wens menigmaal de vader is van de gedachte. Op emotionele gronden zal men verlangen naar een weerzien met de overledene en het is dan maar een kleine stap naar een hardnekkig geloof in wederopstanding of in reïncarnatie.

Conclusie: Als men al begrip kan hebben voor degenen die in reïncarnatie geloven, dan is het toch niet wenselijk dat zovelen zich vastklampen aan een niet bestaande werkelijkheid en dat andersdenkenden dit volkomen acceptabel vinden. Het is zonde van de tijd die daaraan besteed wordt. In plaats daarvan kunnen aanhangers van reïncarnatie beter hun hoop en energie richten op de toekomst van een werkelijke wereld, waarin nog vele mooie dingen kunnen en ook moeten gebeuren.


Artikel uit de Vrijdenker van april 2021, zie ook het boek De Transhumane Mensover een evolutionaire sprong voorwaarts

 

 

 

 

 

De Vrije Gedachte