Religieuze leugens en gekrenkte zieltjes

25.05.15 09:04 PM - Door De Vrije Gedachte
“Is vrij denken vrij krenken?”, is dit jaar het thema van de Vrijdenkersdag. Mijn eerste reactie is: “natuurlijk niet, vrijdenken is een levenshouding die niet uitgaat van het krenken van anderen”. Als ik naar betekenissen van het woord krenken zoek vind ik omschrijvingen als beledigen, grieven, kwetsen, iets zeggen of doen waardoor je iemand pijn doet of boos maakt. En dat is iets anders dan vrijdenken. Maar anderen krenken mag wel. Vrijheid van meningsuiting kan niet worden begrensd door gevoelige zieltjes of (het veinzen van) gekrenkt zijn. Volgens het Europese Verdrag voor de rechten van de mens omvat de vrijheid van meningsuiting óók het recht om te beledigen. En volgens het Europese hof voor de rechten van de mens vindt de vrijheid van meningsuiting niet haar beperking daar waar anderen “verontrust, gekwetst of gechoqueerd” worden. En daar ben ik het van harte mee eens. Vrijdenken en het uiten van je vrije gedachten wordt maar al te vaak (al dan niet geveinsd) als krenkend opgevat. Wie een kritische opmerking maakt over een geloofskwestie wordt al snel beschuldigd van het krenken van gevoelens van gelovigen. En niet zelden is dat vooral een strategische kwestie. We zien dagelijks om ons heen dat “je gekrenkt voelen” ook een probaat verdedigingsmiddel is tegen kritiek op je visie of je gedrag. Dictators, politici, religieuze en economische leiders gebruiken het naar hartenlust. Als je maar hard genoeg of dreigend genoeg roept dat je gekrenkt bent lijk je gevrijwaard te kunnen worden van kritiek, zeker in geloofskwesties. Als het om religie gaat is er na die “gekrenktheid” altijd direct een beroep op de “vrijheid van godsdienst”. De houding is dan: “In het kader van de vrijheid van godsdienst mag je mij niet kritiseren”. Voor mij is “vrijheid van godsdienst” een term die vooral gebruikt wordt om religieuze leugens en fout religieus gedrag te legaliseren. En om voor je geloof allerhande gunstige uitzonderingspositie te realiseren of te verdedigen. Daarmee is het duo “gekrenkt voelen” en “vrijheid van godsdienst” een machtsfactor van belang in de wereld van het geloof. In discussies over religie tellen voor mij slechts argumenten. Waar argumenten tegen het geloven sterk zijn en niet weerlegd kunnen worden, wordt door gelovigen in het “gekrenktentheater” de komedie van de “vrijheid van godsdienst” opgevoerd. Het is aan de vrijdenkerij dat theater te ontmaskeren, uit te fluiten en weg te honen. De kwestie van religie, vrijdenken en krenken is eigenlijk heel simpel. Als zij (dat kunnen personen zijn maar ook groepen of organisaties) niet tegen mij liegen hoef ik hun leugens niet te weerleggen. En dan hoeven zij hun leugens niet te verhullen door gekrenktheid te veinzen. Ik ben van mening dat argumentloos krenken niet thuis hoort in het menselijke verkeer. Schelden om het schelden is altijd een zwaktebod. Maar het op een realistische en eerlijke manier benoemen van menselijk gedrag (ook wangedrag) is wel een noodzaak. Nog nooit is er ook maar een schijn van bewijs geweest voor het bestaan van een god. Als iemand tegen mij zegt dat god bestaat of de hemel of één van die andere religieuze verzinselen heb ik de vrijheid tegen die persoon te zeggen dat ie liegt, dat ik zijn leugens uiteraard niet geloof en dat hij mij niet moet beledigen door tegen mij te liegen. Dat hij me niet moet proberen te manipuleren met leugens en waanvoorstellingen. En me niet moet proberen te kleineren en te intimideren met niet bestaande hogere machten. Zou ik begrijpend knikken als iemand over god spreekt of zou ik zwijgen omdat de ander aan het religieuze krenksyndroom lijdt, dan zou ik niet eerlijk zijn tegen mijn medemens. Want zo ga je in het menselijke verkeer niet met elkaar om. Je krenkt elkaar niet maar je liegt ook niet tegen elkaar.