De Vrije Gedachte
De Vrije Gedachte
Atheïstisch-Humanistische Vereniging

Het aanstootgevende kruis | Anton van Hooff

05.09.21 08:56 PM Door De Vrije Gedachte

Ik ben een verzamelaar van kruisbeelden. Curieuze exemplaren fotografeer ik, zoals Jezus met piemel in een park te Kopenhagen en een Jezus die zelf zijn handen met spijkers en al heeft losgetrokken uit Würzburg. Kunstenaar Bart Jansen laat Jezus zelf met een accuboormachine een gat in de linkerhand aanbrengen; boven zijn hoofd hangt in het Latijn het opschrift ‘Koning van het doe-het-zelven’. Dit is een van de talrijke spotprenten over de kruisiging die op het internet te vinden zijn. Onbedoeld komisch is de Jezus met de flaporen in Barcelona, waarover ik in nummer 50.10 van dit blad schreef (de afbeelding verscheen in het volgende nummer). In dat stuk werd ook uitgelegd dat de kruisdood van hun godmens ook voor christenen moeilijk te verteren was. Daarvoor was die executiemethode te gruwelijk en schandelijk. Nu was de oudheid wel wat gewend op het gebied van bizarre godsvoorstellingen, maar een god aan het kruis was van een ongehoorde onsmakelijkheid.

Schandaal

Terecht spreekt Paulus in zijn Eerste brief aan de Korinthiërs (1:25) dan ook van het skandalon van het kruis. De gangbare vertaling ‘ergernis’ is te zwak. Die dood was een ‘schandaal’ voor heidenen en Joden, maar een struikelblok voor het geloof van aspirant-christenen.

In het genoemde artikel vertelde ik dat het eeuwen duurde voordat de christenen zelf Jezus aan het kruis uitbeeldden. Van omstreeks 430 dateert een paneeltje van een gewijd doosje, pyxis, waarop Jezus, weliswaar als onbewogen godmens, aan het kruis hangt. Het publiek werd toen niet meer geconfronteerd met de dagenlange gruwelijke doodsstrijd van een tot het kruis veroordeelde misdadiger, sinds Theodosius I, keizer 379-394, enkele decennia eerder die executiemethode had afgeschaft. De voorstelling waarbij het goddelijke van Jezus wordt benadrukt, blijft bijna een millennium gangbaar. Pas in de late middeleeuwen verschijnt de gruwelijk lijdende mensgod, die sindsdien de vertrouwde voorstelling is.

Voor de weerzin die een gekruisigde god wekte, zijn er directe bewijzen. Zo was er een Jood die demonstreerde met het bord: ‘God der christenen: ezelsjong’. Er was iemand met ezelsoren afgebeeld, met één voet als hoef, gehuld in een toga en met een boek in de hand (Apologeticum 16,12 en Tot de heidenen 1,14). Er was namelijk een wijdverbreid gerucht dat christenen de ezelskop vereerden of het zelfs met ezels deden.

In mijn artikel over de gekruisigde in Barcelona die nu aanspraak zou maken op ‘otoplastiek’ van een plastisch chirurg, beschreef ik ook de vroegste afbeelding van het crucifix, een cartoon uit de derde eeuw. Toen heeft iemand in het keizerlijk paleis in Rome in de wand een afbeelding gekrast van een mens met ezelskop aan het kruis. Ervoor staat iemand in gebedshouding. Het Griekse bijschrift luidt: ‘Alexamenos vereert god’.

 

Het redden van het kruis

Zoals gezegd beelden de christenen zelf de eerste eeuwen het kruis niet af. Ze spreken er wel over, want Jezus’ dood en verrijzenis was nu eenmaal de kern van de christelijke leer. In apologieën wordt geprobeerd met redeneringen het kruis verteerbaar te maken. Had het niet de vorm van het staketsel waaraan symbolen van de overwinning werden opgehangen, het tropaeum? Ook de veldtekens, signa, van het Romeinse leger, die in een schrijn in het legerkamp werden bewaard en vereerd, bestonden uit een paal met een dwarsbalk. Dus eigenlijk was de kruisvorm geheiligd, zo betoogt Tertullianus (ca. 160 – ca. 230) in zijn Apologeticum (16,7).

Iustinus Martelaar (ca. 110 – ca. 168) had het naast trofee en veldtekens in zijn Eerste Apologie (55) in de sfeer van gebruiksvoorwerpen gezocht. Beheerste de ra in trofeevorm niet de zee? Ook de ploeg, die de aarde openscheurde, had de kruisvorm. En veel werktuigen van handwerkslieden hadden het als basis. ‘En de menselijke gestalte verschilt in geen ander opzicht van de redeloze dieren dan in het rechtop te gaan en de handen uitgestrekt te houden en in het gezicht vanuit het voorhoofd geplaatst te hebben wat de neus heet, waardoor er ademhaling is voor het levende wezen. Hij draagt geen andere vorm dan het kruis.’ Had de profeet niet gezegd dat de ‘ademtocht vóór ons gelaat Christus de Heer’ was? Kennelijk denkt Iustinus dat dat raadsachtige ‘vóór ons gelaat’ betekent: vooraan in ons gezicht. Maar dat staat er niet in het Oude Testament, niet eens letterlijk. Ik heb het in mijn Griekse Septuagint nagekeken. In Klaagzangen 4:20 jeremieert Jeremia dat god het Joodse volk heeft overgeleverd aan de vijanden. Letterlijk staat er: ‘De adem van ons gezicht Messias de Heer werd in hun kuilen gevangen.’ De Nieuwe Bijbel-Vertaling (NBV) van 2004 geeft de klacht zo weer: ‘De gezalfde van de Heer, de adem van ons leven, is in hun kuil gevangen.’ Kan het Griekse woord voor ‘gelaat’, prosopon, ook leven betekenen? Het kan staan voor ‘persoon’, zoals wij kunnen zeggen: ‘laat je gezicht eens zien’, maar het blijkt om een opeenstapeling van misverstanden te gaan, zoals bleek toen ik tot de grondtekst wilde gaan. Nu ben ik nooit ver gekomen in het Hebreeuws, dus vroeg ik dr. B.D. Suchard in Leiden om hulp. Die legde uit dat de Griekse Septuagint waarschijnlijk de Aramese weergave van het Hebreeuwse woord verkeerd heeft verstaan. Dat Aramese woord staat niet alleen voor ‘neusgaten’ – niet gek in verband met adem – maar ook voor ‘gezicht’. Die foutieve betekenis werd in het Grieks met prosopon vertaald en gaf Iustinus aanleiding om – via een foutieve weergave – tot zijn argument te komen dat de bijbel het argument ondersteunt dat het gelaat de geheiligde kruisvorm toont. Heerlijk zo’n filologisch uitstapje. In elk geval citeert Iustinus verkeerd en geeft een gezochte draai aan de foutieve aanhaling in zijn krampachtig pogen het kruis te ‘verkopen’.[1]

Na het argument van de trofeeën en de veldtekens voert Iustinus nog een argument aan: als bij jullie (hij spreekt heidense magistraten aan) keizers zijn gestorven, wordt bij de uitvaart een wassen beeld van hen aan een kruisvormig staketsel in de stoet meegevoerd en in het opschrift noemen jullie hen goden. Hier refereert de apologeet aan de ceremonies bij de apotheose, vergoddelijking, van de goede keizer. Deze werd na zijn dood divus verklaard en kreeg tempels en priesterschappen.

De geloofsverdedigers moesten zich, zo blijkt, in heel wat bochten wringen om het kruis verteerbaar te maken, zogenaamd voor de adressanten van hun apologieën, maar natuurlijk in de eerste plaats voor hun geloofsgenoten. Er was zelfoverwinning nodig om zich bij het kruis neer te leggen. Tertullianus, de enig genietbare christelijke schrijver, neemt die daad van ‘intellectueel masochisme’ op in zijn reeks paradoxen met als bekendste: ‘Ik geloof want het is absurd’.[2] Daar gaat het om de ongelooflijke leerstelling dat Gods zoon gestorven is. Daarvóór roept Tertullianus uit: ‘Gekruisigd is Gods zoon, het beschaamt niet, omdat het om te schamen is.’ Het was dus een beschamend skandalon.

------------------

 [1] Waarom heeft de NBV niet simpel en pregnanter ‘levensadem’ heeft als bijstelling bij de Gezalfde, de Messias

[2] Dit is een latere versimpeling van wat Tertullianus in Het lichaam (d.w.z. menswording) van Christus 5,4 schrijft: gestorven is Gods zoon, het is te meer geloofwaardig omdat het idioot is (mortuus est dei filius: prorsus credibile est, quia ineptum est).

artikel uit de Vrijdenker september 2021

 

De Vrije Gedachte