De Vrije Gedachte
De Vrije Gedachte
Atheïstisch-Humanistische Vereniging

Een betere onderbouwing van mensenrechten is nodig | Harry Ansems

13.05.21 09:04 PM Door De Vrije Gedachte

Het is een bekend gegeven dat met ‒ name in de westerse wereld ‒ velen er nog steeds van overtuigd zijn dat hun visie op mensenrechten geïnspireerd is door het Christendom. Het Christendom zou immers aan de basis staan van alle regels met betrekking tot goed en kwaad. Deze zienswijze is overigens kenmerkend voor elke vorm van godsdienst: louter op grond van hun geloof menen godsdienstigen bevoorrecht en alwetend te zijn op het gebied van de ethiek. Vanzelfsprekend menen zij dan ook andersdenkenden te kunnen voorschrijven hoe die zich dienen te gedragen.

 

Godsdienst biedt geen enkele richting voor een visie op mensenrechten

Maar nu de feiten: Is godsdienst werkelijk een basis voor ethiek en voor mensenrechten? Om dat te onderzoeken moet men wel naar de bron van de desbetreffende godsdiensten gaan, te weten de heilige boeken waar de godsdienstigen zich op beroepen. Wetenschappers als Richard Dawkins, Sam Harris en Victor Stenger hebben dit daadwerkelijk onderzocht en komen met een overstelpend aantal citaten en voorbeelden waaruit blijkt dat met name de Bijbel geen enkel houvast kan zijn voor een ethische levenshouding. Zo bieden ook de door veel gelovigen geroemde Tien Geboden geen enkel soelaas. Deels betreft het hier louter interne discipline-regels, zoals “Eert geen andere god dan de onze” en anderzijds betreft het zeer algemene universele regels, die al zo oud zijn als Homo Sapiens zelf, zoals “Gij zult niet doden” en “Eert uw vader en uw moeder”. Het navrante is dan nog dat deze gedragsregels, zo algemeen geformuleerd, kennelijk ook geheel naar eigen inzicht en willekeur kunnen worden toegepast. Zo is er op grond van de Bijbel in veel christelijke landen kennelijk geen enkel bezwaar tegen de doodstraf voor criminelen. Maar anderzijds is er met een beroep op hetzelfde heilige boek gewoonlijk wel weer een onoverkomelijk bezwaar tegen elke vorm van euthanasie, hoe dramatisch en ellendig de omstandigheden ook mogen zijn. Onlangs nog motiveerde tijdens een Nederlands universitair debat een hooggeleerde christelijke spreker en voorstander van een algemeen euthanasieverbod (ook voor ongelovigen uiteraard!) dit verbod tot doden met “God heeft nu eenmaal ieder mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis”. Los van het feit dat een veronderstelde god best wel eens voorstander zou kunnen zijn van het beëindigen van een ellendig aards leven, kunnen we natuurlijk helemaal niets met de door spreker geproduceerde heilige regel. Heeft God ook Adolf Hitler en Marc Dutroux geschapen naar zijn beeld en gelijkenis? Een ander voorbeeld: Slavernij wordt in de Bijbel als vanzelfsprekend beschouwd. Het Oude Testament stelt letterlijk dat het elke man vrijstaat zijn dochter als slavin te verkopen (boek Exodus). Men kan toch niet stellen dat de god die dit dicteerde een erg vooruitziende blik heeft gehad of een goede antenne had voor ethiek. En overigens was het diezelfde god die de Israëlieten bij het betreden van het land Kanaän opdroeg om de daar gevestigde herdersvolken grondig uit te roeien of tot slavernij te onderwerpen.

Hier zullen veel van de modernere christenen dan weer tegenin brengen dat het Oude Testament inderdaad niet meer in deze tijd past, maar dat het Nieuwe Testament toch maar een prima basis is voor een ethische levensbeschouwing. Hoezo dan? Wat is de boodschap van de desbetreffende profeet die zich uitgeeft voor de zoon van god en dit kracht bijzet door het doen van wonderen? Het verschijnsel profeet-wonderdoener doet zich met de regelmaat van de klok voor in allerlei oude culturen, maar houdt wel plotseling op zodra wetenschappers met moderne middelen en observatietechnieken nader onderzoek doen. En met welke ethische richtlijnen van deze profeet moeten wij het dan verder doen? "Zalig zijn de vervolgden, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen."? "Geef aan de keizer, wat aan de keizer toekomt"? Of: "Wie u op de wang slaat slaat, kere hem de andere wang toe"? We kunnen ons toch niet voorstellen dat de vervolgden in de wereld hier echt iets aan hebben. En wat moeten we met het fenomeen van het mensenoffer in het Nieuwe Testament? De heilige vader in de hemel keurt goed dat zijn zoon dient als gruwelijk mensenoffer om de schuld van de gemeenschap te delgen? Het mensenoffer was een veel voorkomend verschijnsel in archaïsche samenlevingen om het onheil af te wenden voor een schuldbewuste menigte. Met name een krachtig machtsmiddel in dictatoriale stelsels om een onderworpen volk tevreden te stellen. We zagen dit al bij de Azteken en nu nog steeds in bepaalde islamitische en boeddhistische samenlevingen: de held, die zich als martelaar opoffert voor het welzijn van het schuldige volk dat immers altijd tekortschiet tegenover zijn onfeilbare leiders.

 

Mensenoffer op Hawaiï (vroeger ook wel de Sandwich Eilanden genoemd), 19e-eeuwse Franse afbeelding

 

Kortom: De heilige boeken bieden geen enkele richting voor een ethische levenshouding. Om dit te omzeilen beroepen veel godsdienstigen zich op de christelijke traditie, de joods-christelijke traditie of de traditie van de moslim-wereld. Hebben we daar iets aan? Nee, integendeel. De eeuwenlange tradities van deze godsdiensten laten juist een indringend en verbijsterend spoor zien van godsdiensttwisten, onverdraagzaamheid, oorlogen en vervolgingen. In de Arabische landen is de voordien bloeiende wetenschap na de invoering van de Islam nagenoeg tot stilstand gekomen. In Europa heeft het Christendom zich tot het uiterste verzet tegen de verlichtingsfilosofen en tegen elke vorm van wetenschappelijke vooruitgang. Het Christendom heeft dan ook geen enkele bijdrage geleverd aan het ontstaan van de rechtsstaat, de democratie en de rechten van de mens. Integendeel, het enige wat je zou kunnen zeggen is dat het Christendom in de westerse wereld na de zoveelste nederlaag tegen de objectieve wetenschap (de aarde is niet het middelpunt van het zonnestelsel, de mensheid bestaat al veel langer dan 6000 jaar, de ark van Noach is biologisch gezien onmogelijk, pausen zijn niet onfeilbaar) toch door schade en schande heeft geleerd om toleranter te zijn tegenover andersdenkenden en toch zo nu en dan eens verder te kijken dan alleen het belang van de eigen geloofsgemeenschap.

 

De inherente waardigheid van de mens dan?

Op 10 december 1948 werd door de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens afgekondigd. Hoewel in deze Verklaring het begrip mensenrechten scherper werd geformuleerd dan voordien, kunnen we achteraf toch niet anders dan constateren dat het ontbrak aan een goede onderbouwing van de afgekondigde rechten. De opstellers van de Verklaring konden waarschijnlijk ook niet anders, want bij een godsdienstige of maatschappelijke onderbouwing van de mensenrechten zou ongetwijfeld een moeizame discussie zijn losgebroken onder de naties van de wereld, die immers juist op levensbeschouwelijk en ideologisch gebied sterk verdeeld zijn. Wat resteerde was een dringend beroep van de VN op de “inherente waardigheid en de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap”.

Hoewel uit de Universele Verklaring duidelijk blijkt dat elke mens alleen al op grond van zijn mens-zijn bepaalde onvervreemdbare rechten bezit, wordt toch niet duidelijk gemaakt wat nu precies het karakteristieke is van dat mens-zijn waarop die rechten gebaseerd zijn. In elk geval is het begrip ”inherente waardigheid” een uiterst vage omschrijving. Overal ter wereld wemelt het van de mensen die afvalligen van hun eigen religie misschien nog wel als mens zullen accepteren, maar hen beslist niet als “waardig” zullen beschouwen. En los daarvan: Kunnen wij in alle ernst levensgevaarlijke criminelen als waardig beschouwen? En moeten wij jonge kinderen op het gebied van mensenrechten in waardigheid gelijkstellen met volwassenen en hen bijvoorbeeld op grond van godsdienstvrijheid het recht geven om tot een sekte toe te treden?

Nu is het gelukkig wel zo dat de VN aan de naties alle vrijheid hebben gelaten de grondslag van de mensenrechten verder uit te werken. Maar wat is daarvan terecht gekomen? Noch in het voor de Europese landen geldende Verdrag van Rome, noch in de Nederlandse Grondwet, noch in andere belangrijke constituties, komt men een nadere onderbouwing van het mensenrechten-ideaal tegen. En dan zijn er natuurlijk ook nog landen, zoals China en Saoedi-Arabië, waar elke bespreking van mensenrechten in feite nog taboe is.

Een goede aanzet tot onderbouwing van de mensenrechten is wel te vinden in een verklaring over rassengelijkheid, welke werd uitgegeven door de Unesco op 18 juli 1950. Deze verklaring, die was opgesteld door een commissie van vooraanstaande wetenschappers, heeft nadien helaas veel te weinig publiciteit gekregen. De verklaring luidde als volgt: “De wetenschap is het er unaniem over eens dat de mensheid één is: dat alle mensen behoren tot een en dezelfde soort, homo sapiens. Het aantal genen dat verantwoordelijk is voor de erfelijke verschillen tussen mensen is altijd uiterst klein in vergelijking met de totale genetische constitutie van de mens en het reusachtige aantal genen dat alle mensen gemeenschappelijk hebben, ongeacht de populatie waartoe zij behoren. Welke categorieën antropologen ook onderscheiden, tot de criteria behoren nooit mentale eigenschappen. Evenmin rechtvaardigen wetenschappelijke gegevens de conclusie dat erfelijke verschillen een belangrijke factor vormen bij het ontstaan van de verschillen tussen de culturen en de culturele verworvenheden van verschillende volken of groepen. De geschiedenis van de culturele ervaring die iedere groep heeft ondergaan is de voornaamste verklaring van zulke verschillen. De enige eigenschap die meer dan alle andere uiterst belangrijk is geweest bij de evolutie van de mentale eigenschappen van de mens is zijn leervermogen, zijn plasticiteit. Soepelheid van geest is een soortkenmerk van homo sapiens.”

Interessant in dit verband is ook de analyse van de Amerikaanse evolutionaire bioloog Jared Diamond.

 

Jared Diamond. Foto van Kenneth C. Zirkel

In zijn boek Zwaarden, paarden en ziektekiemen (1998) toont hij aan dat de geschiedenis voor de verschillende volkeren een verschillende loop heeft genomen als gevolg van de toevallige omstandigheden waar het volk in de loop der eeuwen mee te maken heeft gehad, en niet als gevolg van biologische verschillen tussen die volkeren. Zo is de voorsprong van de Euraziaten te verklaren met het feit dat hun geschiedenis zich afspeelde op de goed begaanbare oost-west as van hun ecologisch landschap. Ontwikkeling van landbouw-gewassen, domesticatie van vee, technologie en schrift konden daardoor snel uitgewisseld worden. Op de noord-zuid as van Afrika en van Amerika was die uitwisseling veel problematischer.

Daarentegen moeten we toch concluderen dat religies en ideologieën ons sinds de Universele Verklaring van 1948 ten aanzien van “de waardigheid van de mens” in het geheel niet verder hebben gebracht. Ook de invloed van socialistische dan wel kapitalistische bestuursvormen laat zich allerminst vertalen in een evidente verduidelijking van de mensenrechten.

 

Een sleutelrol is weggelegd voor de wetenschap

Om toch tot een betere kennis over de mensheid en dus ook over mensenrechten te komen is een sleutelrol weggelegd voor de wetenschap. Het goede nieuws is dat er sinds 1948 op wetenschappelijk gebied en met name door de toegenomen aandacht voor evolutie-wetenschappen juist wel belangrijke ontwikkelingen zijn te melden. In zijn boek Descent of Man (1871) was Charles Darwin al tot de conclusie gekomen dat de gehele bestaande mensheid tot een en dezelfde natuurlijke soort behoort, en dat was opmerkelijk in een tijd waarin men slavernij en genocide op “wilde” volkeren bijna als vanzelfsprekend beschouwde. Darwin was in het conservatief-christelijke Engeland dan ook een der eersten die zich nadrukkelijk uitsprak tegen de slavernij. Intussen ondersteunen moderne DNA-onderzoeken volledig de stelling die Darwin en ook de Unesco-wetenschappers innamen. Zo is uit een genetisch volksonderzoek in Frankrijk gebleken dat een Fransman van joodse origine in genetische détails minder verschilt van de gemiddelde Fransman dan de Noord-Fransman van de Zuid-Fransman.

Veel is ook bekend geworden door steeds verdergaande neurologische onderzoeken. Het menselijk hersenstelsel, zoals het in de loop van de evolutie is opgebouwd, blijkt het meest gecompliceerde en meest wonderlijke verschijnsel op aarde te zijn. Elke individuele mens beschikt over miljarden hersencellen (neuronen), die via biljoenen verbindingen een netwerk vormen dat onze identiteit, ons zelfbewustzijn en ook onze empathische vermogens mogelijk maakt. Maar de mens is meer dan een verheven individu. Een team van onderzoekers van de universiteit van Parma ontdekte in 1990 dat de menselijke hersenen beschikken over zogenaamde gedeelde circuits. Wanneer wij pijn of vreugde bij een ander waarnemen, sturen de spiegelneuronen in de gedeelde circuits eenvoudigweg ons eigen sensorisch systeem aan, waardoor de zenuwen en spieren in ons lichaam op nagenoeg dezelfde wijze reageren als bij de ander. Spiegelneuronen komen in beperkte mate ook al bij mensapen voor, maar bij mensen zijn deze dermate ontwikkeld en verfijnd dat elke mens in aanleg daardoor een sociaal en ethisch wezen genoemd kan worden.

Een andere belangrijke ontwikkeling, welke helderheid verschaft over de karakteristieke hoedanigheid van ons mens-zijn, wordt verschaft door de nog vrij jonge wetenschap van de epigenetica. De epigenetica houdt zich bezig met bestudering van de systematiek die ervoor zorgt dat genen worden ingeschakeld of uitgeschakeld. Het grote verschil tussen mensen en dieren zit hem niet in de genetische code op zich, maar wel in de wijze waarop de genen, met name ook in de hersencellen, gereguleerd worden. Zeker is dat de epigenetica van onze cellen direct tijdens ons leven al is aan te sturen, bijvoorbeeld door training (onderwijs) of door te wijzigen leefomstandigheden. Bekend is dat wat de genetische code betreft mens en chimpansee voor 98,7 % aan elkaar gelijk zijn. Maar dit verklaart niet het uitzonderlijk grote leervermogen van een jong mensenkind in vergelijking met een chimpansee-jong.

 

 

Het mensenkind, ongeacht ras of afkomst, leert zeer snel van leerimpulsen uit zijn omgeving. En het epigenoom van getrainde hersencellen bewaart zijn vaardigheid vervolgens gedurende het grootste deel van het leven. De epigenetica levert derhalve een goede verklaringsgrond voor de ontwikkelingssnelheid, het geheugen en de flexibele doelgerichtheid van menselijke wezens.

En hiermee komen we direct op het belang van goed, seculier, wetenschappelijk verantwoord onderwijs. Er is wereldwijd nog zoveel onbenutte capaciteit. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat het onderwijs, ook in de ontwikkelde westerse wereld, op het gebied van mensenrechten nog ver achterloopt. Het biologie-onderwijs in het basis- en middelbaar onderwijs beperkt zich meestal nog tot allerlei details binnen de planten- en dierenwereld, maar voor de voorgeschiedenis en de essentiële eigenschappen van de menselijke soort is dan geen tijd meer. Bij het vak maatschappijleer wordt in de leerplannen veel ruimte gegeven aan het in kaart brengen van triviale verschillen tussen de wereldgodsdiensten, maar het onderwerp mensenrechten komt nauwelijks of niet aan bod.

Geheel in de lijn van het voorgaande kan men ten aanzien van mensenrechten nu twee essentiële hoofdrechten vaststellen: Ten eerste het recht om niet gediscrimineerd te worden en ten tweede de vrijheid van meningsuiting en communicatie. Beide rechten raken direct de kern van het mens-zijn en zijn onontbeerlijk voor de menselijke vooruitgang, zowel individueel als collectief. Er mag geen blokkade zijn voor het uitwisselen van kennis en ideeën. Juist door de ontwikkeling van zijn communicatieve vermogens is de mens in de loop van de evolutie verheven uit zijn vroegere primitieve status. Intussen is ook wel duidelijk geworden dat de belemmering van kennisoverdracht alleen maar het belang dient van op zelfbehoud gerichte machtshebbers en de aan hen gelieerde politieke of levensbeschouwelijke elite. Natuurlijk moet vrijheid van meningsuiting en communicatie wel gericht zijn op vermeerdering van kennis. Ongefundeerde scheldpartijen verdienen geen bescherming. Indien goed omschreven, omvat het hoofdrecht van de vrijheid van meningsuiting en communicatie dan tevens al de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van vereniging en vergadering en de vrijheid van onderwijs. Wat zouden bijvoorbeeld godsdienstig of ideologisch georiënteerde bevolkingsgroepen nog meer kunnen eisen dan het recht om vrijelijk hun ideeën zowel in eigen kring als openbaar kenbaar te maken? Toch zeker niet het recht om vrouwen te discrimineren of om op kosten van andere belastingbetalers extra financiële voordelen op te eisen! Anderzijds valt het vertoon van godsdienstige symbolen zoals kruisen en hoofddoekjes gewoon onder de vrijheid van meningsuiting en zal dus geaccepteerd moeten worden.

 

Conclusie

Wanneer men eenmaal tot de conclusie is gekomen dat het menselijke hersenstelsel met het daarin verankerde menselijke emotionele en rationele geestesvermogen een kostbaar bezit is dat gedurende miljoenen jaren van evolutie uit primitievere levensvormen is opgebouwd, dan hoeft het geen betoog dat het kostbare bezit hiervan bij elke mens op aarde een universele bescherming verdient. Er is natuurlijk nog een tweede argument: De natuur heeft ervoor gezorgd dat elke (geestelijk gezonde) mens in beginsel ook over empathische vermogens beschikt. Deze zijn van uiterst belang voor samenwerking, verbondenheid en vooruitgang. Wij kunnen ons dus niet afsluiten voor het welzijn van onze medemensen dat in feite ook ons welzijn is. Door toenemende wereldwijde communicatie zal ons inlevingsvermogen steeds meer worden aangesproken. Maar voor verbetering van mensenrechten is fragmentarische of alleen individueel ervaren empathie niet voldoende. Goed onderwijs en goede feitenkennis zijn een essentiële voorwaarde om het belang van mensenrechten wereldwijd te bevorderen.


artikel uit Vrijdenker jaargang 52, mei 2021

De Vrije Gedachte