|
Joh. XI:43, 44. En hij riep met luide stem: Lazarus kom uit. Nu kwam de overledene er uit. Zie ook Luc. 7:12, 15. |
Joh. 20:8. 9. Toen ging ook de andere leerling erin, die het eerst bij het graf gekomen was en hij zag en geloofde, want zij wisten nog de schrift niet dat hij uit de dooden moest opstaan. |
Luk. 24:6-8. Gedenkt hoe hij tot u gesproken heeft, toen hij nog in Galilea was, zeggende: De zoon des menschen ...... moet ten derden dage opstaan. en zij werden indachtig aan zijne woorden. (De discipelen wisten het dus wel) Matth. 20:19. 27:63, 65. Marc. 8:31. 10:34. Luc. 18:34. |
Marc. 16:8. En uitgegaan zijnde vloden zij weg van de grafstede ..... en zij zeiden aan niemand iets, want zij waren bevreesd. |
Luc. 24:9. En van de grafstede teruggekeerd berichtten zij dit alles aan de elven en aan al de overigen.
|
Luc. 24:49. Blijft in de stad (Jeruzalem) totdat gij met kracht uit den Hooge zult toegerust zijn. |
Matth. 28:16. De elf leerlingen nu gingen heen naar Galilea naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. |
HEMELVAART.
Volgens Luc. 24, 50 en 51 is deze geschied te Bethanië.
Volgens Hand. 1:9 en 12 is deze geschied te Jeruzalem op den Olijfberg.
Volgens Marc. 16:14, 19 in een huis te Jeruzalem.
Joh. 3:13. En niemand is ten hemel opgeklommen, dan die uit den hemel nedergedaald is, de Zoon des Menschen.
|
2 Kon. 2 vs. 11. En Elia voer in den storm ten hemel.
Hebr. 11:5. Door geloof is Henoch weggenomen, zonder den dood te zien. Zie Gen 5:24. |