(66 zielen + Jacob + Jozef en diens twee zonen = 70).
|
(75 zielen. Het verschil komt daaruit voort dat uit de Gr. vertaling van 't O.T. 5 personen meer genoemd worden in de lijst). |
Genesis 15:13, Jahwe zeide tot Abram:Weet dat uwe nazaten vertoeven zullen in een land dat niet het hunne is, waar zij in slavernij verkeeren zullen en men hen onderdrukken zal, vierhonderd jaren. Hand. 7:6 geeft dit zelfde slecht vertaald weer. |
Ex. 12:40. Het verblijf der Israëlieten in Egypte had 430 jaar geduurd.
|
2 Sam. 24:9. Israël was achthonderd duizend strijdbare mannen die het zwaard voerden. Juda 500.000 man sterk.
|
1 Kron. 21:5, 6. De uitkomst der volkstelling. Gansch Israël was elf honderd duizend man die het zwaard voerden; Juda 470.000 man die het zwaard voerden. |
2 Samuel 24:24. Maar de koning zeide tot Ornan: Volstrekt niet. Ik wil het voor den vollen prijs van u koopen en aan Jahwe mijn God geen brandoffers brengen die mij niets kosten. Zoo kocht David den dorschvloer voor vijftig zilveren sikkelen.
|
1 Kron. 21:24. 27. Maar Koning David zeide tot Ornan: Volstrekt niet. Ik wil het voor den vollen prijs koopen, want ik wil niet wat aan u behoort nemen voor Jahwe om brandoffers te brengen die mij niets kosten. Zoo gaf David aan Ornan voor de plek een gewicht van zeshonderd sikkelen goud. |
1 Kon. 7:15, 21. Hij goot de twee zuilen voor het portaal des tempels van koper. Achttien el was de eene zuil hoog. |
2 Kron. 3:15. Voorts maakte hij voor het huis 2 zuilen, vijf en dertig el hoog met een kroon op den top van vijf el. |
1 Kon. 7:22, 26. Hij vervaardigde de zee … Twee duizend vat hield zij. |
2 Kron. 4:2, 5. Ook vervaardigde hij de zee ... er ging drie duizend vat in. |
2 Kon. 3:1. Joram de zoon van Achab werd koning over Israël te Samarië in het achttiende jaar der regeering van Josafat over Juda. |
2 Kon. 8:16. In het vijfde jaar nu van Joram den zoon van Achab, den koning van Israël, werd den koning van Juda, koning. |