Joh. 5:31. Jezus zeide (vs. 19). Indien ik van mijzelven getuig, mijne getuigenis is niet waarachtig. |
Joh. 8:14, 18. Jezus zeide tot hen: Ook als ik van mij zelven getuig, is mijne getuigenis waarachtig. 18. Ik ben het die van mij zelven getuig. |
Matth. 5:17-19. Meent niet dat ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden, maar om aan te vullen. Want voorwaar, ik zeg u, totdat de hemel en de aarde zijn voorbijgegaan, zal er van de wet niet een tittel of jota voorbijgaan tot dat het alles is geschied. Wie dan een van minste dezer geboden ontbindt en de menschen dus leert, zal de minste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen: maar wie ze doet en leert, die zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. |
Rom. 7:4. Zoo zijt dan ook gij mijne broeders voor de wet gestorven door het lichaam van Christus, om eens anderen te worden.
Vs. 6 maar nu zijn wij ontslagen van de wet.
Ephes. 2:15. Daar hij (Christus Jezus) door zijn leven en sterven, de wet der geboden en inzettingen te niet deed.
|
Matth. 19:28. En Jezus zeide tot zijne discipelen: Vs. 28. Wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, bij de Wedergeboorte zult ook gij zitten op twaalf troonen, oordeelende de twaalf geslachten Israels. |
Joh. 6:70. Jezus antwoordde hun. Heb ik niet u twaalf uitverkoren? en een uit u is een duivel.
|
1 Joh. 3:6. Een iegelijk die in hem blijft, die doet de zonde niet. |
2 Kron. 6:36, want geen mensch is er die niet zondigt. |
1 Joh. 3:9. Een iegelijk die uit God geboren is, die doet de zonde niet... hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. |
Pred. 7:20. Immers er is geen mensch op aarde zoo braaf dat hij goed doet zonder ooit te zondigen.
|
Philipp. 2:6 (Jezus Christus) die in de gestalte Gods zijnde |
Joh. 14:28. De vader is meerder dan ik. |