Interessant zou het voor ons zijn, zoo Dr. K. eens de goedheid had aan te toonen, hoe de bovenstaande teksten, waarin wij gepoogd hebben geen tegenstelling te verzwijgen, die metterdaad voor ons bestaat, (om met Dr. Kuyper te spreken) met elkander in overeenstemming te brengen zijn. Hoe de christenen en joden "zonder ooit hun denken te verkrachten" (zooals dezelfde Dr. Kuyper ook beweert, zie boven) geloof kunnen hechten aan de meest tegenstrijdige dingen, die in den bijbel voorkomen. Hoe zij kunnen gelooven, dat God zulke tegenstrijdige zaken als onomstootelijke waarheden kan "ingegeven" hebben.

 

En onze moderne tegenstanders (of . . . geestverwanten, wat moeten wij zeggen?), ook zij schijnen, zoo geen goddelijke, dan toch een zeer bijzondere waarde aan de bijbelboeken toe te kennen, een geheel andere waarde bijvoorbeeld dan aan Vondel's Bespiegelingen, aan Multatuli's Minnebrieven of aan Spinoza's werken. Om iets te noemen: wordt ooit, dan bij hooge uitzondering, uit andere boeken gepreekt of gecatechiseerd?

Op dit laatste vooral is zeer veel aan te merken. De jeugd wordt nog altijd bezig gehouden met de verhalen uit het O. Testament. Aangezien daarin echter een geest spreekt die geheel van den onzen verschilt, moet 't verhaal altijd op allerlei wijze verwrongen worden om er de moraal van te vatten.

Onze zedeleer is een andere dan die van het Oude en Nieuwe Testament. Nemen wij deze beiden dus tot grondslag, dan zal ons godsdienstonderwijs onze zedeleer schaden in plaats van steunen. Te bedenkelijker is dit, nu onafhankelijk van elk stelselmatig denken, dichters en romanschrijvers, op eigen gezag allerlei leeringen verkondigen, die door de bekoring van het schone gereeden ingang vinden in het jeugdig gemoed.

De verwarring die nu heerscht in Kerk en Staat is het gevolg van de gronddwaling, dat men in den Bijbel nog altijd het boek blijft zien, waarin de hoogste waarheid ons verkondigd wordt.

Onze tijd eischt een anderen grondslag voor onze zedeleer.