TEGENSTRIJDIGE TEKSTEN

 

JAHWE'S

Verschijningen

en Onzichtbaarheid.

Exodus 24:9—11. Toen klom Mozes met Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van Israëls oudsten op en zij zagen den God van Israël; onder zijne voeten was een vloer van saffiersteen, klaar als de hemel zelf. Hij strekte zijne hand niet naar Israëls aanzienlijken uit en zij aanschouwden God en aten en dronken.

Joh. 1:18. Niemand heeft ooit God gezien.

Gen. 32:30. Daarom noemde Jacob die plaats Penuël: want: ik heb een God van aangezicht tot aangezicht gezien en er het leven afgebracht.

Ex. 33:20. Voorts zeide hij 1), Gij kunt mijn aangezicht niet zien, want mij kan niemand zien en in het leven blijven.

 

Ex. 33:23. Neem ik mijne hand weg, dan zult gij mij van achteren zien, maar mijn aangezicht zal niet gezien worden.

 

JAHWE'S

Woning

en Ongebondenheid aan bepaalde plaatsen

1 Kon. 8:13. Toen sprak Salomo, (na het bouwen van den tempel): Ik heb u eene verhevene woning gebouwd, een duurzame verblijfplaats voor u.

Hand. 7:48. Maar de Allerhoogste woont niet in iets dat met handen gemaakt is.

 

49. Welk een huis zoudt gij mij bouwen, spreekt de Heer.

 

1) d.i. Jahwe tot Mozes. Jahwe was de naam van Israëls god.