de Heer zal hem den troon van zijnen vader David geven en hij zal over het huis Jakobs (de Israëlieten) koning zijn tot in eeuwigheid. (Dit waren de woorden die de engel Gabriël tot Maria sprak). |
|
Matth. 16:4. Een boos en overspelig geslacht verlangt een teeken en er zal geen teeken gegeven worden dan het teeken van Jona. |
Hand. 2:22. Jezus den Nazarener, een man u van God aangewezen door krachten en wonderen en teekenen die God door hem in uw midden gedaan heeft. |
Matth. 12:38, 39. Toen zeiden de schriftgeleerden: Meester, wij wilden van u een teeken zien. Maar hij antwoordde en zeide tot hen: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teeken en er zal geen teeken aan gegeven worden dan het teeken van den profeet Jona. |
Joh. 20:30. Nog vele andere teekenen dan deed Jezus voor de oogen der leerlingen.
Joh. 3:2. Deze (Nikodemus) kwam des nachts tot Jezus en zeide tot hem: Rabbi, wij weten dat gij als leeraar van God gekomen zijt want niemand kan die teekenen doen welke gij doet zoo God niet met hem is. Joh. 12:37. |
Marc. 6:5. En hij kon aldaar geenerlei kracht doen.
|
Joh. 3:35. De vader heeft den Zoon lief en heeft alles in Zijne hand gegeven. |
Hand. 10:34, 35. En Petrus opende den mond en zeide: Naar waarheid bemerk ik dat God geen aannemer des persoons is, maar dat onder ieder volk, wie hem vreest en gerechtigheid werkt, hem aangenaam is.
|
Joh. 14:6. Jezus zeide tot hem. Ik ben de weg en de waarheid en het leven, niemand komt tot den Vader dan door mij.
Hand. 4:12. En het heil is in niemand anders, want er is ook onder den hemel geen andere naam die onder de menschen gegeven is, waardoor wij moeten behouden worden. |