zijn geloof gerekend gerechtigheid te zijn. |
|
Rom. 4:5, 6 doch dien die niet werkt, maar gelooft in hem die den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn geloof tot gerechtigheid gerekend, gelijk ook David den mensch zalig spreekt wien God gerechtigheid toerekent zonder werken.
Eph. 2:8, 9. Want door genade zijt gij behouden door het geloof en dat niet uit u, het is Gods gave, het is geen vrucht der werken, opdat niemand roeme. |
Jac. 2:14, 17, 24, 26. Wat baat het mijne broeders zoo iemand al zegt geloof te hebben, maar geen werken heeft. Kan het geloof hem dan behouden? Zoo is ook het geloof als het geen werken heeft, dood in zich zelf. Gij ziet, dat de mensch uit werken gerechtvaardigd wordt en niet uit geloof alleen. Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zoo is ook het geloof zonder de werken dood.
|
HUWELIJK.
1. Tim, V:14. Ik wil dat jonge vrouwen trouwen, kinderen ter wereld brengen enz. |
1 Cor. VII:38. Wie zijn bruid trouwt doet goed, wie haar niet trouwt doet beter. |
DIENSTPLICHT.
Rom. 13:1 en 2. Alle ziel zij aan de hoogste machten onderdanig, want er is geen macht dan van God en die er zijn, zijn door God verordend, zoodat hij die zich tegen de macht verzet, de verordening van God weder- 1 Petr. 2:13. Weest aan alle menschelijke ordening onderdanig om des Heeren wil.
|
Hand. 5:29. Doch Petrus zeide: Men moet God meer gehoorzaam zijn dan menschen.
|