Marc. 16 ….. 1) |
|
Hand. 9:24-28. (Toen Paulus te Damascus predikte na zijne bekeering), bewaakten (de Joden) zelfs de poorten dag en nacht, opdat zij hem mochten ombrengen. Doch de leerlingen namen hem des nachts en lieten hem over den muur neder, hem aflatende in een mand. Toen hij nu te Jeruzalem gekomen was, poogde hij zich bij de leerlingen te voegen, en zij vreesden hem allen, daar zij niet geloofden dat hij een leerling was *. Maar Barnabas nam hem tot zich en bracht hem tot de apostelen, en verhaalde hun, hoe hij op den weg den Heer gezien en dat hij tot hem gesproken had, en hoe hij te Damascus vrijmoedig had geleerd in den naam van Jezus. En hij was met hen in en uitgaande te Jerusalem. |
Gal. 1:15—20. Maar toen het hem (Gode) behaagd had zijnen zoon in mij te openbaren, opdat ik hem verkondigen zou onder de heidenen, ben ik terstond niet met vleesch en bloed te rade gegaan en ben niet opgegaan naar Jeruzalem tot hen, die vóór mij apostelen waren, maar ik ging henen naar Arabië en ben vandaar naar Damascus teruggekeerd. Daarna ging ik na drie jaren op naar Jerusalem om Kefas te leeren kennen en bleef bij hem vijftien dagen. Doch een ander van de apostelen zag ik niet dan Jacobus, den broeder des Heeren. Hetgeen ik u schrijf, zie ik zweer u, dat ik niet lieg.
|
(* Deze getuigenis van de Schrift is met de getuigenis van Paulus in strijd).
Lev. 19:13. Gij zult uwen naaste niets afpersen, noch hem berooven.
|
Ex 3:22. ledere vrouw moet van hare buurvrouw en van wie in haar huis verkeert, zilveren en gouden voorwerpen vragen ; gij zult ze leggen op uwe zonen en dochteren en zoo Egypte plunderen. |
Spr. 12:22. Een afschuw heeft Jahwe van leugenlippen.
|
1 Kron. 22:22, 23. De leugengeest zeide: Ik zal heengaan en een leugengeest zijn in de mond van al zijn profeten. En Jahwe zeide: Ga heen en doe alzoo. |