|
Ps. 137:1. Wel hem, die uwe kinderkens aangrijpt en te pletter slaat tegen de rots. |
Ex. 21:23—25. Maar wordt zij (de vrouw) gedeerd, dan zult gij geven leven voor leven, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, brandwond voor brandwond, snede voor snede, striem voor striem. |
Matth. 5, 33, 39. Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Oog om oog en tand om tand. Doch ik zeg u: wedersta den booze niet, maar wie u op de rechter wang slaat, keer hem ook de andere toe. |
Matth. 6:13. En leid ons niet in verzoeking. |
Jac. 1:2. Acht het enkel vreugde mijne Broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen vervalt. |
Lev. 23:14, 21, 31, 41. (In al deze verzen wordt van een wettelijk voorschrift gezegd:) Eene eeuwige inzetting is het ook voor uw nageslacht, in al uwe woonplaatsen. |
Rom. 7:6. Maar nu zijn wij ontslagen van de wet.
|
Ps. 145:9. Goed jegens allen is Jahwe. Zijn erbarmen strekt zich over al zijne werken uit. |
Matth. 20:16, 22:14. Want geroepenen zijn er vele, maar uitverkorenen weinig. |
Rom. 14:11. Zoo waarlijk ik leef, zegt de Heer, voor mij zal alle knie zich buigen en alle tong zal God belijden. |
Matt. 7:13, 14. Wijd is de poort en breed de weg die tot het verderf leidt en velen zijn er die daardoor ingaan. Eng is de poort en smal is de weg die tot het leven leidt en weinigen zijn er die hem vinden. |
Joel 2:13. Bekeert u tot Jahwe, uwen God, want hij is genadig en barmhartig en zeer goederlieren en een die berouw heeft over het door hem aangekondigde onheil.
1 Tim. 2:4. Die wil dat alle menschen behouden worden. |
Luc. 13:24. Velen, zeg ik u, zullen zoeken in te gaan en zullen het niet kunnen. |