EED.
Matth. 5:34. Maar ik zeg u: zweert ganschelijk niet. Zie ook Jacob. V vs. 12.
|
Handel. 2:30. Daar God aan David bij eede beloofd had ....
Deut. 6:13. Gij zult bij 's Heeren naam zweren. Zie ook Matth. 26:63, 64.
Psalm 132:11. Jahwe heeft aan David gezworen een betrouwbaren eed. |
HET VERSTAND.
Spreuken 3:13. Gelukkig de mensch, die de wijsheid gevonden heeft, de man die verstand erlangt. |
Pred. 1:18. Want bij veel wijsheid is veel verdriet, en wie veel kennis verzamelt, verzamelt veel smart. |
Spreuken 4:7. De aanvang der wijsheid is, verwerf wijsheid. Vs. 8. houd haar hoog. |
1 Cor. 1 ; 19. Ik zal de wijsheid der wijzen verderven en het verstand der verstandigen zal ik te niet doen. Zie Job 5:12. Jes. 29:14. |
HET GELOOF.
(PAULUS TEGENOVER JACOBUS.) 1)
Rom. 3:20. Dewijl uit de werken der wet geen mensch voor hem zal gerechtvaardigd worden.
Rom. 4:4. Werkt iemand niet maar gelooft hij in Dengene die den goddelooze als een rechtschapene behandelt, dan wordt |
Rom. 2:13. De daders der wet zullen als rechtschapenen worden aangemerkt.
|