98
het feit uit, dat alle levende wezens de geschiktheid bezitten hun kenteekenen meer of minder sterk te veranderen. Van dat feit kan ieder, die een open oog voor waarnemingen bezit, zich overtuigen. Inderdaad zullen wij, wanneer wij eens in een groote vergadering rondzien, onder honderdduizend menschen te vergeefs naar twee volkomen gelijke personen zoeken; want ieder mensch is door zekere kenteekenen van alle andere menschen onderscheiden. Men noemt die kenteekenen, die met elk persoon veranderen, en waardoor zich de eene man van den anderen, de eene vrouw van de andere en het eene kind van het andere onderscheidt, individueele kenteekenen.
In het uiterlijke van ieder mensch vinden wij van die individueele kenteekenen, die met elk geslacht min of meer veranderen. Zoo vertelt men van Napoleon I, dat hij elk zijner soldaten, na hem eens goed aangekeken te hebben, jaren daarna weder herkende, niettegenstaande honderdduizenden van zijn soldaten een zelfde uniform droegen.
Ook bij dieren vindt men individueele kenteekenen, waardoor het eene paard van het andere, de eene hond van den anderen enz. onderscheiden is. Niettegenstaande de gelijksoortigheid der schapen, herkent elke schaapherder het verdwaalde en in een andere kudde terechtgekomen schaap. Ieder stalknecht is in staat onder duizenden cavaleriepaarden het hem toevertrouwde dier te herkennen. Elk dier heeft dus zijn individueele kenteekenen. Hetzelfde geldt van de planten. Er is niet ééne plant, die volkomen gelijkt op een ander exemplaar van dezelfde soort of verscheidenheid. In het grootste dennenbosch zullen wij te vergeefs naar twee volkomen gelijke boomen zoeken. Geen enkel mosplantje uit honderdduizenden van dezelfde soort zal volkomen op een ander mosplantje gelijken.
Ieder onzer herkent bij het beschouwen van twee graanvelden op het eerste gezicht op welken akker tarwe (Triticum vulgare) en op welke spelt (Triticum spelta) groeit.
De kenteekenen, waardoor wij koren en tarwe van elkaar onderscheiden, en die alle individuen van beide soorten bezitten, noemen wij soortkenteekenen; zij