32
schikken, en zij is, zooals de ervaring leert, niet ten onder gegaan; maar zij is ten opzichte van de vorderingen der natuurwetenschappen consequent gebleven, steeds en telkens er op bedacht het weten te beperken en voor het geloof het groote veld der onwetendheid zoo zuiver mogelijk te houden. Dat is voor haar aanzien niet bevorderlijk geweest en zal haar, wanneer geen verandering plaats vindt, eens noodlottig worden.
Het is mijn taak niet, de ontwikkeling der natuurkennis in de afgeloopen eeuwen uitvoeriger te schilderen. De uitvinding der boekdrukkunst, de ontdekking van Amerika, de kerkhervorming, de herleving der klassieke studiën en het streven naar wijsgeerig denken, dat zich meer en meer in het Westen begon te openbaren, deze en andere gebeurtenissen moesten er ten slotte toe leiden, dat de zucht naar kennis de menschheid meer noopte dan voorheen, het geheele veld der natuurverschijnselen te betreden, ten einde de wereld der werkelijkheid, die voor onze zintuigen toegankelijk is, te leeren verstaan.
Het dieper doordringen in het rijk der zoolang verachte natuur begon reeds in de vorige eeuw op een wijze, die voor de toekomst veel beloofde. De natuurwetenschappen begonnen een macht te worden, maar werden steeds, tot in de 19de eeuw toe, door de vooroordeelen van het geloof vervolgd en vertraagd.
Nog in het begin dezer eeuw, die toch de eeuw der wetenschappelijke verlichting genoemd wordt, vond Lamarck met zijn natuurlijke afstammingsleer geen gehoor, in de eerste plaats wegens godsdienstig vooroordeel jegens die afstamming in het algemeen, in de tweede plaats echter wegens het onvoldoende in de verdediging van die nieuwe leer, die de Fransche onderzoeker in zijn Zoölogie Philosophique (1809) bekend maakte.
Nog in het jaar 1830, tijdens de Juli-revolutie in Parijs, stonden in de Fransche Academie van wetenschappen het openbaringsgeloof en het verstand als heftige tegenstanders tegenover elkaar. Toen bestreden Cuvier, een aanhanger van de zondvloedstheorie van Mozes, die