16

alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag dat het goed was.

En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt u, en vervult de wateren en de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde!

Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de vijfde dag.

Den vijfden dag schiep God dan de waterbewoners en de vogels. De natuurwetenschap heeft ten duidelijkste aangetoond, dat de dierenwereld zich gelijktijdig met de plantenwereld ontwikkeld heeft en dat de vogels in de lucht voorafgegaan zijn door landdieren, terwijl Mozes de laatste eerst op den zesden dag in het leven laat roepen.

Vers 24—31.

En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haren aard, vee en kruipend en wild gedierte der aarde, naar zijnen aard. En het was alzoo.

En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijnen aard, en het vee naar zijnen aard, en al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijnen aard. En God zag, dat het goed was.

En God zeide: Laat ons menschen maken, naar ons beeld, naar onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de visschen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de geheele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.

En God schiep den mensch naar zijn beeld, naar het beeld van God schiep hij hem, man en vrouw schiep hij ze.

En God zegende ze, enz.

En God zag al wat hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.

Den zesden dag vond dus de schepping der landdieren en ten laatste die van den mensch plaats. Mozes had het bij het goede einde, dat hij de schepping van den mensch voor het laatst bewaarde. Maar ongelijk