111
Hoe sterker het uitroeiingsproces is, des te sneller zal het beoogde doel bereikt worden.
Wij komen nu tot de hoogst belangrijke vraag: Worden er in de vrije natuur — zonder het ingrijpen van den kweekenden, voor doel en oogmerk uitkiezenden mensch — ook nieuwe rassen en nieuwe variëteiten gevormd?
Darwin geeft met zijn geniale leer van de natuurlijke teeltkeus in den strijd om het bestaan op die vraag een bevestigend antwoord. Die leer berust alleen op het
groote vermenigvuldigingsvermogen der levende wezens.
Elke plant, elk dier en ieder mensch heeft, zooals bekend is, een beperkten levensduur. Daarna wordt het organismus een prooi van den dood: de atomen, die het lichaam samenstelden, gaan van elkander en verstrooien zich, om ergens anders in de eeuwig voortbrengende en eeuwig weer vernielende natuur een werkkring te vinden. Vele denkende menschen klagen over de noodzakelijkheid van den dood, zonder te bedenken dat wij allen, die thans leven en vroolijk van het licht genieten, er niet zouden zijn, wanneer er geen dood bestond.
De dood is het einde van het individu, maar hij is tegelijk een groote weldaad voor het geheel. Zonder dood geen vooruitgang, en vooruitgang is leven; zoo is de dood van het individu de voorwaarde van het leven der soort.
Wie in de natuur een moeder ziet, kan onmogelijk den dood vreezen.
In haar is het leven slechts mogelijk door den dood. Zoodra de beweging in ons organisme slechts machine-achtig in de oude scharnieren herhaald wordt, wanneer de geschiktheid tot verdere variatie begint te verdwijnen, wanneer wij stilstaan, hebben wij het recht op het leven reeds verloren. De verschillende verschijnselen der buitenwereld maken ons benauwd en angstig; wij raken in tegenspraak met het almachtige leven en zullen bij