100
den loop van talrijke geslachten de kleine veranderingen der enkele individuen door overerving sterker gemaakt. Men heeft nieuwe vormen, nieuwe rassen en verscheidenheden gekweekt, doordien men nauwkeurig op kleine afwijkingen acht sloeg, en de daarmede voorziene dieren óf tot voortteelen gebruikte óf daarvan onthield, al naar gelang van het doel dat men voor oogen had. Zoo zijn er sedert den tijd, dat men duiven begon te houden, nieuwe duivenrassen ontstaan, die in hun raskenmerken zoover van hun stamouders, de klipduiven afstaan, dat men ze voor nieuwe soorten, ja zelfs voor nieuwe geslachten zou kunnen houden.
De verschijnselen der overerving, die juist heden ten dage weer een onderwerp van de ijverigste nasporingen geworden zijn, hebben tot de z.g. natuurlijke overervingswetten geleid. Ik zal hier maar enkele dier wetten aanstippen, en wel die, waarvan de kennis voor een goed begrip van Darwin's leer noodzakelijk is.
Een eerste groep van dergelijke verschijnselen vindt in de wet der conservatieve of behoudende overerving een uitdrukking. Oude, sedert vele geslachten bestaande kenteekenen worden op de nakomelingen overgedragen. Het is een algemeen verschijnsel in het planten- en het dierenrijk, dat die kenteekenen, welke reeds door talrijke geslachten overgeërfd zijn, steeds het zekerst op het nieuwe geslacht overgaan. Zoo brengt de mensch op zijne kinderen sedert duizenden van jaren het vijftal vingers en teenen aan handen en voeten, den opgerichten gang, de naaktheid van het lichaam (met uitzondering van een paar plaatsen) de geschiktheid tot denken, phantaseeren, enz. over. Even lang of misschien nog langer erft de vos aan zijn nakomelingen zijn spitsen snuit, langbehaarden staart en rooflust over. Eveneens erft onze eik op de nakomelingschap den ingekerfden rand van zijn blad, de ruwe bast, de eigenaardige bekervrucht, de kleinheid en onooglijkheid van zijn bloesem, even zoo zeker over als het sneeuwvlokje zulks met zijn witte buigende bloemkroon met haar 6 blaadjes, 6 stampers en onderstandig vruchtbeginsel doet.
Een tweede groep overervingsverschijnselen wordt door