17

heeft hij, waar hij Adam uit een aardkluit (2:7) en Eva uit een rib van Adam (2:21 en 22) laat ontstaan. Wij zullen op die merkwaardige dwaling terugkomen.

Onjuist is het verder, dat de mensch naar Gods beeld geschapen is; het omgekeerde is waar: de mensch schiep zich "God" naar zijn beeld! Zoo mensch, zoo God! (Ludw. Feuerbach.)

Wij allen kennen verder de geschiedenis van den zondenval en van de verdrijving uit het paradijs. Die pratende slang heeft den theologen veel hoofdbrekens en der lieve schooljeugd veel pret veroorzaakt. De algemeen verbreide meening in het westen was en is thans nog, dat Mozes in de pratende slang den satan of duivel verpersoonlijkt had. Dat is evenwel een groote dwaling, daar Mozes duivel noch satan kende. Die Achter-Aziatische demonengestalte treedt eerst eeuwen na Mozes in den gedachtengang der Joden op; scherp omschreven, vermetel en netjes te gelijk, vertoont satan zich eerst in de geschiedenis van Job.

Een pratende slang dan heeft de eerste menschen tot de kennis van goed en kwaad gebracht.

Maar men heeft ons duizendmaal verteld, dat wij allen ten gevolge van den zondenval der eerste ouders met de erfzonde behebt zijn.

Ten gevolge van de erfzonde was het mogelijk, dat Kain zijn broeder Abel doodsloeg. Die ontzettende gebeurtenis eindigt eveneens met een ongehoorde tegenstrijdigheid: de moordenaar Kain vlood naar het land Nod, ten oosten van Eden. — — "En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde eene stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijn zoons, Henoch." (4 : 17)

Wij zien dus den zoon van den eersten mensch Adam naar een vreemd land vluchten, waar hij trouwt, kinderen verwekt en — zeker toch met hulp van werklieden — een stad bouwt. In dat land Nod waren dus menschen, die buiten de familie van Adam om ontstaan waren. Derhalve waren Adam en Eva niet de eerste menschen, want dat alles staat toch in den bijbel.

De wetenschap kent evenmin een eersten mensch Adam