69

worden en het geval dan kon plaats vinden, dat de academisch gevormde onderwijzer zich niet meer verlagen zoude, in een eenvoudige dorpsschool zijn beroep uit te oefenen, dan is daarop te antwoorden:

a) men heeft voor wel minder gewichtige zaken en minder heilzame doeleinden dan de vorming van onderwijzers zijn moet, middelen genoeg gevonden; het volk zal inzien, dat het even gewichtig, ja nog veel gewichtiger is goede onderwijzers te vormen, dan knappe artsen, veeartsen, advokaten en dominees aan de hoogeschool voor hun beroep klaar te maken.

b) Dat academisch gevormde onderwijzers zich zeer goed op dorpsscholen thuis voelen, bewijzen de aangename ervaringen, die wij in het kanton Zürich opgedaan hebben. Hier moeten de candidaten voor de Secundarschule eerst 2 volle jaren aan de universiteit gestudeerd hebben voor zij tot het staatsexamen toegelaten worden. De gelukkigen, die dadelijk aan een landelijke Secundarschule een betrekking vinden, aarzelen in het geheel niet kersversch van de hoogeschool onder de landelijke schoolkinderen op te treden; ja velen van die akademisch gevormde onderwijzers vinden het niet beneden hun waardigheid eerst aan Elementar- en Realschulen werkzaam te zijn, voor zij naar een Secundarschule gaan. Aan vele Zwitsersche Secundarschulen zijn doctoren in de philosophie werkzaam; zij zijn door hun vruchtbaren arbeid bekend en hooggeschat en logenstraffen de tegenwerping, dat een opleiding aan de hoogeschool de onderwijzers te trotsch en onbruikbaar zoude maken.

Ik kan mij in het geheel niet voorstellen, welke gronden een academisch gevormde onderwijzer kan hebben, om tegenzin tegen het onderwijzen in de volksschool te voelen. Zijn dan niet de onderwijzers bij het lager onderwijs juist de meest benijdenswaardige van alle leeraren? Krijgen die gelukkigen niet het kostbaarste materiaal ter verpleging en ter geestelijke ontwikkeling; reine, onbedorven kinderzielen waaraan nog niets misdaan en gezondigd is geworden, indien ten minste de ouders verstandig genoeg waren, hun kinderen niet reeds op drie- of vierjarigen leeftijd naar kinder- en Zondagschooltjes te zenden! Tot de zaligste herinneringen van mijn leven behooren die van de dagen, dat ik een kwart eeuw geleden drie semesters lang aan een dorpsschool te onderwijzen had, en ik kan er hier bijvoegen, dat ik sedert de belangen der lagere school nooit uit het oog verloren, maar integendeel steeds een warme belangstelling voor die tak van beschaving gevoeld heb.

3. In de plaats van het confessioneele godsdienstonderwijs van staatswege, moet een op natuurwetenschappelijken grondslag rustend onderricht in zedeleer en zedekunde komen.

Uit de eeuwige waarheid der steeds voortgaande ontwikkeling ontspruit ongezocht voor den weetgrage de aanwijzing van den weg ter bereiking van hoogere gelukzaligheid en ware deugd. Het is een ziekelijke dweepzucht of een totale onbekendheid met de ware ver-