84
6. dat de planten- en dierenvormen in de verschillende tijdperken door tusschenvormen trapsgewijze met elkaar verbonden zijn;
7. dat alle tot nog toe bekend geworden en onderling vergeleken feiten der geologie en der palaeontologie onloochenbaar de afstamming van het hoogere uit het lagere leeren, dat de banden des bloeds de heele levende schepping verbindt.
Aan die feiten kan niet getwijfeld worden, want zij zijn door honderdduizend versteende documenten bewezen. In de palaeontologische verzamelingen der beide halfronden liggen de authentieke bewijzen in zulke menigte voor het oog des waarnemers, dat iedere bezoeker, die met gezonde zintuigen toegerust en met denkvermogen begaafd is, ondanks zichzelven van de waarheid der afstammingsleer overtuigd moet worden. Het is dwaasheid of waanzin, het is geestesverblinding of ongeneeslijk vooroordeel, wanneer men tegenover zulk bewijsmateriaal de waarheid der afstamming niet erkennen wil.
Ja, de steenen hebben ons bewezen, dat Mozes dwaalde. De Sentis en de Glärnisch, de Dachstein en de Rigi, de Alpen en de Jura openbaren ons, dat het tegenovergestelde van hetgeen men den kinderen op school nog altijd van de wereldschepping vertelt, waar is. Onze bergen getuigen tegen onze lagere scholen; hoe lang zullen wij ons er nog over schamen moeten, dat de dwaling als onkruid weelderig op de uitgestrekte akkers tiert, terwijl de waarheid zorgvuldig in de glazen kasten van het museum opgesloten blijft?
Een andere natuurwetenschap vergelijkt den inwendigen bouw van het menschelijke lichaam met dien van de dieren en den inwendigen bouw der verschillende dieren onderling: zij heet de
VERGELIJKENDE ANATOMIE.
Ook die wetenschap constateert talrijke feiten, die als zoovele bewijzen voor de afstamming getuigen; geen