II.

 

DE BEWIJZEN VOOR DE AFSTAMMINGSLEER.

(Een voordracht den 8sten Februari 1889 gehouden.)

 

Geachte aanwezigen, waarde vrienden!

 

Wij hebben in onze eerste voordracht — Mozes of Darwin ? — gezien dat de afstammingsleer aan alle hoogescholen van het beschaafde Europa hare wetenschappelijke verdedigers en aanhangers heeft.

De overwinning van de afstammingsleer kwam tot stand door den vereenigden arbeid van alle zelfstandig werkzame natuuronderzoekers, van die geleerden, welke onvermoeid en in verschillende afdeelingen der natuur, hunne kracht en hunne scherpzinnigheid gebruikten om de feiten van het onderling zoo verschillend leven der natuur en der wereld op te teekenen, vergelijkend tegenover elkander te plaatsen en uit de veelheid der verschijnselen de eenheid van de wet te erkennen.

Heden ten dage kan men zeggen, dat wij op duizenden en millioenen van feiten kunnen wijzen, die alle op onomstootelijke wijze geconstateerd zijn en alle voor de waarheid van de afstammingsleer getuigen; verder dat er geen verschijnsel der natuur bekend is geworden, dat tegen de afstammingsleer strijdt. Ja, het is zelfs gebeurd, dat tegenstanders dier leer bij het zoeken naar bewijzen tegen die leer, juist het tegenovergestelde vonden van