87

verschijnselen, waarvan de wetenschappelijke beteekenis zelfs den eenvoudigsten twijfelaar verstommen moet. Wel is waar liggen die feiten den bijgeloovigen en anderen vijanden der afstammingsleer zoo ongemakkelijk in den weg, dat zij er liever stilzwijgend overheen stappen, dan er in discussie over treden; maar wij anderen zullen dan maar onbescheiden zijn, en laten die vluchtende wandelaars en pelgrims zoo maar niet voorbijgaan; neen, zij zullen stil staan, zullen hun meening zeggen over zulke feiten, waar zelfs het kind in den moederlijken schoot, lang voor zijn geboorte, getuigenis aflegt, dat het van dierlijken oorsprong en dat onze voorvaderen door een langzaam proces uit dier tot mensch zijn geworden.

De vergelijkende ontwikkelingsgeschiedenis heeft tot de ontdekking van een wet geleid, die, zonder de afstamming van het hoogere uit het lagere als een feit aan te nemen, in het geheel geen zin zou hebben. De natuur spreekt in hare verschijnselen op zoodanige wijze tot ons, dat de natuuronderzoeker — nadat hij honderden en duizenden feiten onderling vergelijkend tegenover elkaar geplaatst en een wet in de reeks van verschijnselen ontdekt heeft — niet in staat zou zijn, die wet in woorden te brengen, wanneer hij versmaadde de afstamming als een feit te erkennen. Men kan dan ook zeggen: de natuur dwingt de onderzoekers aan de waarheid dier afstamming uitdrukking te geven. Het hangt niet meer van den wil, of het vooroordeel of het geloof van den onderzoeker af, op welke wijze hij de waargenomen verschijnselen en de uit deze laatste sprekende wetten in woorden wil uitdrukken: Hij wordt genoodzaakt, onverschillig met of tegen zijn wil, apostel der ontwikkelingsleer te zijn. Een voor de hand liggend voorbeeld kan dat ophelderen.

Volgens de afstammingsleer zijn de naaste voorvaderen van den mensch in het verleden hoog bewerktuigde zoogdieren geweest, die op hun beurt van lagere zoogdieren afkomstig waren. Die lagere zoogdieren uit den voortijd hadden hun oorsprong in reptilen, die in nog oudere tijden uit de laagste klassen der gewervelde dieren, de visschen, ontstaan waren. De voorvaderen der visschen waren, zooals thans algemeen aangenomen wordt,