20

zoekers, niets daartegen in te brengen.; integendeel, wij zullen allen menschenvrienden, wie het met de gelukzaligheid van ons geslacht ernst is, oprecht de hand reiken, om ons geslacht van de erkende macht der "erfzonde'' te helpen verlossen en bevrijden.

Gaan we met de geschiedkundige schets van de ontwikkeling van onze godsdienstige gedachtenwereld verder, dan hebben wij in de eerste plaats op te merken, dat het Jodendom van den oud-testamentischen tijd zich op natuurwetenschappelijk gebied al bitter weinig verdienstelijk heeft gemaakt. Dat is evenwel van groote beteekenis! Want de religie der toekomst zal in overeenstemming zijn met de waarheid der natuurwetenschappen, zij zal slechts kunnen bestaan en invloed uitoefenen, wanneer zij met de wetenschappen in overeenstemming is.

Het Judaïsme van het oude testament was den wetenschappen niet genegen, maar het intelligente volk, dat door Mozes en Jozua in het beloofde land gebracht werd, was nog eenigszins levenslustig en de natuur genegen. De Joden van het oude testament verheugden zich in de goederen dezer wereld, in goud en zilver, in kudden schapen en runderen, in schoone tuinen en wijnbergen; zij vergeleken in zeer dichterlijke werken de menschelijke schoonheid en de vrouwelijke bekoorlijkheid met de geurige vormen der planten, die op de helling van den Libanon en aan de oevers van den Jordaan het landschap versierden:

"Ik ben eene roos van Saron, een lelie der dalen." (Hooglied 2:1.)

" Mijn liefste is mij een bundeltje mirre." (Id.:13.)

"Mijn liefste is mij een tros van Cyprus, in den wijngaard van Engedi.'' (Id. 1:14.)

"Gelijk een lelie onder de doornen, alzoo is mijne vriendin onder de dochteren." (Id, 2:2.)

"Als een appelboom onder de boomen des wouds, zoo is mijn liefste onder de zonen." (ld. 2:3.)

"Mijn liefste is gelijk eene ree of een welp der herten. (Id. 2:9.)

"Zijn gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen. (Id. 5:15.)