25
tot haar recht. De werken der beeldende kunst uit dien tijd afkomstig en eerst onlangs uit de puinhoopen tevoorschijn gebracht, worden nog heden door Joden, Christenen en heidenen als het schoonste beschouwd, wat de kunstvaardige hand van den mensch tot nu toe geschapen heeft.
Het is hier de plaats niet aan te toonen, hoe het kwam, dat al die Grieksche en Romeinsche pracht, al die schoone onderzoekingen op natuurhistorisch gebied, al die werken van kunst en poëzie door den "zwaren tred der wereldgeschiedenis" platgetreden en tegelijk met het Romeinsche rijk in puinhoopen veranderd werden. Het rijk der Romeinen zou ook zonder het Christendom in elkaar gevallen zijn, en wel om dezelfde redenen, die nog heden den ondergang van groote rijken en volken veroorzaken.
Evenmin kan het mijn doel zijn een schets te geven van de ontwikkeling tot op het tijdstip toen het kruis op Golgotha, als symbool van zijn overwinning over de wereld, zijn armen over de puinhoopen van het heidensche rijk uitstrekte. Maar gezegd moet het worden, dat eeuwen lang bij de overwinnende kerk consequent het f anatismus der onwetendheid heerschte en dat onwetendheid, zoo gemakkelijk bij te houden, wel degelijk tot de idealen der kerkleeraars en bisschoppen behoorde, en als zaligmakend geprezen werd. Zoo schreef o. a. Eusebius (in de 4de eeuw) onomwonden:
"Niet uit onwetendheid denken wij gering over de wetenschappen, maar uit verachting voor haren geheel nutteloozen arbeid, daar wij onze ziel wel met betere dingen kunnen bezig houden."
In het jaar 391 werd de beroemdste van de toen bestaande bibliotheeken, de boekenschat te Alexandrië in Egypte, die 700.000 deelen en perkamenten rollen bevatte, onder aanvoering van den aartsbisschop Theophilos, door de dweepzieke Christenen verbrand. Toen ter tijd leefde Hypatia, een door schoonheid, reinheid van zeden en geleerdheid beroemde Grieksche vrouw, die naar Athene ging om in de wijsbegeerte te studeeren. Die vrouw onderwees na haar terugkeer in Alexandrië de Aristoteliaansche en nieuw-Platonische wijsbegeerte. Bij een opstand van de door den patriarch Cyrillus