83

schreven: daar hebben de steenen een spraak gekregen.

Die beide wetenschappen — de geologie en de palaeontologie — hebben gemeenschappelijk den ouderdom van elke aardlaag bepaald; ze hebben ons aangetoond, welke planten en welke dieren het eerst op aarde leefden, en welke planten en welke dieren in de achtereenvolgende tijdperken elkaar opvolgden.

Die beide wetenschappen toonen aan de hand der versteeningen, die in het boek der geschiedenis een veel grooter bewijskracht hebben dan Mozes en al de profeten in het boek der Hebreeuwsche geschiedenis, aan :

1. dat het rijk der organismen met de eenvoudigste vormen, met lagere zeeplanten en zeedieren, begonnen is;

2. dat zoowel de planten- als de dierenwereld in den beginne zeer arm aan verschillende vormen waren;

3. dat de planten- en de dierenwereld zich zeer langzaam van enkele lager georganiseerde, dus zeer eenvoudige, vormen tot talrijke, hooger georganiseerde, samengestelde vormen, van armoede en eenvoudigheid in vorm tot rijkdom van vormen opgewerkt hebben;

(De eerste landplanten ontwikkelden nog geen welriekende bloesems; in het steenkolenwoud geurde nog geen roos en fladderde nog geen vlinder van bloem tot bloem.)

4. dat het planten- en het dierenrijk in vroegere tijdperken zonderlinge, wonderlijke vormen bezat, die sedert uitstierven ;

(Toen bestonden er reusachtige monsters, waarvan zelfs de kinderlijke fantasie niet droomt. Nu en dan vormden zich overgangsvormen, bijv.: tusschen visschen en hagedissen, tusschen de laatsten en vogels. Uit aardlagen, die in het z.g. Juratijdperk, toen ons Juragebergte als zeeslik afgezet werd, door de werkzaamheid van het water gevormd zijn, heeft men de versteende overblijfselen van een dier gevonden, dat voor één vierde reptiel en drie vierden vogel geweest is, en wel een vogel met tanden in zijn snavel en met een verlengden hagedisachtigen, maar van veeren voorzienen staart.)*)

5. dat het karakter van de dieren- en plantenwereld steeds meer tot dat van het tegenwoordige dieren- en plantenrijk nadert, naarmate die voorwereldlijke tijd dichter bij den tegenwoordigen ligt;

 

*) Archaeopteryx, in 1861 gevonden in Beieren. (noot RvE)