7

voeding moet overigens nog zoo slecht niet geweest zijn; want later — na de uittocht — smachtte het naar de vleeschpotten van Egypte en vergat onder den invloed van den honger den vroegeren zwaren arbeid. De snelle vermeerdering van die onderdrukte vreemdelingen is geen opvallend verschijnsel; sedert dien tijd herhaalde en herhaalt het zich in den loop der eeuwen bij bijna alle volkeren: het arbeidende, onderdrukte, in slavernij zuchtende volk is in den regel zeer vruchtbaar. De almachtige natuur maakt op die wijze weer goed, wat overvloed, overbeschaving en geraffineerdheid in de hoogere standen bederven.

Toen de kinderen Israëls zich in Egypte al meer en meer vermenigvuldigden, werden de koningen van het Nijlland bang voor het toenemen van die arme en verachte lui. De Pharao's begonnen te vreezen, dat bij een mogelijken oorlog met naburige volken de Egyptenaren in hunne eigen slaven een bondgenoot van den vijand zouden vinden. Om die reden beval een dier Pharao's, dat men alle pasgeboren Israëlietische jongens in het water zou werpen.

Aan zekere joodsche moeder, Jochabed geheeten, viel de uitvoering van het koninklijk bevel zoo zwaar, dat zij haar laatste kind drie maanden lang verborg, totdat de jongen wegens zijn krachtig stemorgaan niet langer meer zonder gevaar voor ontdekking behouden kon worden. Zij liet daarom uit de sponsachtige, lichte halmen der papyrusplant een mandje vlechten, waarin zij haar lieveling neerlegde, om hem naar de oevers van den troebelen Nijlvloed te dragen. Daar werd de kleine telg in het drijvende mandje tusschen de oeverplanten in het kalme water geplaatst en zijn lot door Miriam (Maria), de zuster van den drijvende, afgewacht.

Weldra verscheen de dochter des konings — volgens den geschiedschrijver Jozephus heette zij Thermoutis — daar ter plaatse, om een bad te nemen. Zij ontdekte het sierlijke papyrusmandje, liet het opnemen en openmaken. Op het zien van het gezonde, maar in zijn verlatenheid huilende jongetje werd de dochter van den Pharao met medelijden vervuld, en spoedig kwam de sluwe en zorgzame Miriam aangeloopen, om de prinses