86

onder handen mogen nemen, steeds leidt de vergelijking van hunne veranderingen in de apenreeks tot hetzelfde besluit, nl. dat de anatomische verschillen, die den mensch van den gorilla en den schimpansee scheiden, lang zoo groot niet zijn als die, welke den gorilla van de lagere apen scheiden."

De wetenschap heeft voor de overeenkomst in den anatomischen bouw geen andere verklaring dan die der gemeenschappelijke afstamming. En wanneer wij den anatomischen bouw van een groep systematisch aanverwante organismen bestudeeren, en de daarbij verkregen resultaten met de anatomische verhoudingen bij een anderen groep van organismen van dezelfde klasse vergelijken, ontdekken wij een menigte treffende overeenkomsten, die alleen door de aanneming van een gemeenschappelijke afstamming verklaarbaar zijn.

Wanneer wij de vergelijkende anatomie der zoogdieren begrijpen willen, kan dat alleen geschieden, door ons niet verder tegen de gedachte te verzetten, dat alle zoogdieren van gemeenschappelijke voorouders afstammen, en dat zich eerst langzaam, in den loop van ontelbare geslachten, uit de lagere vormen de hoogere zoogdieren door gestadige omvorming ontwikkeld hebben.

En vergelijkt men den anatomischen bouw der laagste zoogdieren met dien der reptilen, dan komt men tot het besluit, dat de eerste, de oudste zoogdieren uit reptielen van den voortijd ontstaan zijn.

Hetzelfde leert de palaeontologie.

En dergelijke resultaten geeft ook de vergelijkende anatomie der planten. Alles, alles getuigt voor de waarheid der afstamming!

Een andere natuurwetenschap heet de vergelijkende ontwikkelingsgeschiedenis of embryologie (leer der kiemen).

Die wetenschap gaat de heele ontwikkeling van dier of plant na, van het begin, van de ei- of kiemcel af tot aan het oogenblik, waarop het volwassen organisme zelf mede kiemcellen voortbrengt.

Nu heeft juist die nog zeer jeugdige wetenschap het krachtigst bewijsmateriaal voor de afstamming aan den dag gebracht. Hier ontmoeten wij een onafzienbare reeks